ECLI:NL:RVS:2023:2712

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
202106488/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden van de vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 14 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd op 14 augustus 2019 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 18 september 2019 ongegrond verklaard.

Na de afwijzing van het bezwaar heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, maar ook dit beroep werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. T. der Bedrosian. Echter, na het indienen van het hoger beroep is de vreemdeling overleden. Dit heeft geleid tot de vraag of het hoger beroep nog inhoudelijk beoordeeld kan worden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling na zijn overlijden. Bovendien zijn er geen erfgenamen bekend die als rechtsopvolgers van de vreemdeling een belang hebben bij de beoordeling van het hoger beroep. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 14 juli 2023 door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

Uitspraak

202106488/1/V3.
Datum uitspraak: 14 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
wijlen [de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 14 september 2021 in zaak nr. 19/7287 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 augustus 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 18 september 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling is na het instellen van het hoger beroep overleden. Daarom heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling daarvan. Er zijn ook geen erfgenamen bekend die als rechtsopvolgers van de vreemdeling een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023
872