ECLI:NL:RVS:2023:2728
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van twee vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 februari 2021 was afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 23 november 2021 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 2 juni 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.L. van Riel, hebben incidenteel hoger beroep ingesteld en een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.