202202118/2/A3 en 202202137/2/A3.
Datum beslissing: 18 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, ingekomen op 26 juni 2023, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van staatsraad mr. C.C.W. Lange (hierna: de staatsraad) als lid van de Afdeling belast met de behandeling van de zaken nrs. 202202118/1/A3 en 202202137/1/A3.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoekster] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter zitting behandeld op 13 juli 2023.
De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Daarbij geldt als maatstaf dat een rechter vanwege zijn aanstelling als rechter moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter tegenover een partij vooringenomen is, althans dat de vrees van die partij dat sprake is van vooringenomenheid tegenover hem objectief is gerechtvaardigd.
2. [verzoekster] heeft aan haar verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat de staatsraad tijdens het onderzoek op de zitting van 26 juni 2023 zich naar haar vooringenomen heeft gedragen. De staatsraad gaf in het begin op verkeerde wijze en in het voordeel van de wederpartij weer waar de twee zaken over gaan. Vervolgens gaf de staatsraad de wederpartij in beide zaken uitgebreid de gelegenheid om te reageren en leugens te vertellen. [verzoekster] heeft beide keren gezegd dat de wederpartij moest stoppen met liegen. De staatsraad werd tot twee maal toe erg boos op [verzoekster]. De tweede keer heeft [verzoekster] de staatsraad gewraakt, gezegd dat zij het helemaal heeft gehad en de zittingzaal verlaten. Bij het verlaten van de zaal zag [verzoekster] buiten de deur drie bodes staan die kennelijk waren opgeroepen om haar uit de zaal te verwijderen.
3. De zitting waarop de hoofdzaken werden behandeld was op 26 juni 2023. Uit het proces-verbaal van de zitting volgt dat de staatsraad aan het begin van de behandeling zegt waar de uitspraak van de rechtbank in de eerste zaak over gaat en dat [verzoekster] reageert dat zij het niet eens is met wat de rechtbank heeft vastgesteld. Vervolgens licht [verzoekster] blijkens het proces-verbaal de gang van zaken vanaf 2018 toe en vraagt de staatsraad aan de wederpartij hoe zij naar de zaak kijkt. Na de reactie van de gemachtigde van de wederpartij zegt [verzoekster] dat die liegt.
Verder blijkt uit het proces-verbaal dat [verzoekster] twee maal de gemachtigde van de wederpartij heeft onderbroken en verschillende keren heeft gezegd dat de wederpartij liegt. De staatsraad heeft daarop aan [verzoekster] laten weten dat dit niet de manier is waarop partijen op zitting met elkaar omgaan. Zij heeft gezegd dat partijen elkaar niet mogen onderbreken en [verzoekster] gevraagd op te houden de wederpartij te beschuldigen van liegen. Toen de staatsraad het standpunt van de wederpartij vroeg over een uitspraak van de Afdeling, zei [verzoekster] blijkens het proces-verbaal dat zij helemaal klaar was met dit soort vragen en de manier waarop de feiten worden verdraaid en verliet zij de zaal.
4. De wrakingskamer stelt voorop dat [verzoekster] de staatsraad niet tijdens de zitting op 26 juni 2023 heeft gewraakt, maar na afloop daarvan. In het proces-verbaal van de zitting staat dat [verzoekster] heeft geroepen: "Ik verlaat u.", is opgestaan en de zaal heeft verlaten. Hieruit kan niet worden afgeleid dat zij de staatsraad op dat moment heeft gewraakt. Zij heeft de staatsraad gewraakt met de brief van 26 juni 2023.
5. De wrakingskamer stelt verder vast dat niet is gebleken van een zwaarwegende aanwijzing dat sprake is van vooringenomenheid bij de staatsraad. Evenmin is sprake van een objectief gerechtvaardigde vrees voor een dergelijke vooringenomenheid. Van bijkomende feiten of omstandigheden die zo’n vrees wel kunnen rechtvaardigen, is evenmin gebleken.
De wrakingskamer neemt daarbij in aanmerking dat het aan de behandelend staatsraad is om regie te voeren en de orde op de zitting te bewaren, waarbij een procespartij in een voorkomend geval kan worden gevraagd om zijn of haar taalgebruik op de zitting aan te passen, als dat naar het oordeel van de desbetreffende staatsraad als kwetsend of denigrerend zou kunnen worden ervaren, en om de wederpartij niet te onderbreken. Die rol is in de kern neergelegd in artikel 8:61, eerste lid, van de Awb: "De voorzitter heeft de leiding van de zitting." De opmerkingen van de staatsraad in reactie op de onderbrekingen door [verzoekster] van de gemachtigde van de wederpartij zijn geheel terug te voeren op de uitvoering van die taak.
Uit het proces-verbaal komt verder naar voren dat, voor zover [verzoekster] betoogt dat de staatsraad haar zaken partijdig heeft weergegeven, zij daarmee doelt op de feitelijke weergave door de staatsraad van de uitspraak van de rechtbank en niet op een eigen standpunt van de staatsraad die in het vervolg van de zitting steeds beide partijen in de gelegenheid heeft gesteld hun visie te geven. Ten slotte waren, zoals de staatsraad in haar schriftelijke uiteenzetting heeft toegelicht, de bodes die [verzoekster] bij het verlaten van de zittingzaal in de hal heeft zien staan, in verband met behandeling van een andere zaak daar aanwezig en niet wegens de behandeling van de zaken van [verzoekster].
6. Het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2023
488