ECLI:NL:RVS:2023:2762
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing wijziging verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 3 februari 2023 zijn beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend om wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd op 11 juni 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De staatssecretaris had de aanvraag opgevat als een verzoek om wijziging naar de beperking 'arbeid als zelfstandige'. De vreemdeling betoogde dat deze afwijzing onterecht was, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld. De vreemdeling had namelijk geen deugdelijk ondernemingsplan overgelegd, wat vereist is voor een dergelijke aanvraag.
Het hoger beroep werd behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank had in haar uitspraak terecht vastgesteld dat de aanvraag van de vreemdeling niet voldeed aan de vereisten. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 juli 2023, en de beslissing werd vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.