ECLI:NL:RVS:2023:2766
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen, een echtpaar, hadden in eerste instantie beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen op 28 september 2022 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank had op 5 december 2022 het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de geschiktheid van de locatie waar de vrijheidsontnemende maatregel ten uitvoer werd gelegd. De vreemdelingen betoogden dat de gezinslocatie in Zeist niet geschikt was, omdat deze niet aan de grens ligt en voornamelijk uitgeprocedeerde vreemdelingen met gezinnen herbergt. De Raad van State oordeelde echter dat, gezien de omstandigheden, waaronder de hoge zwangerschap van de vrouw, de gesloten gezinsvoorziening in Zeist de beste locatie was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de zaak zonder verdere motivering kon worden afgedaan. De beslissing werd vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. R.H.L. Dallinga, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.