201800116/1/A2.
Datum uitspraak: 19 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
het kerkgenootschap Pinkstergemeente Eindhoven, gevestigd te Eindhoven,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 november 2017 in zaak nr. 16/3655 in het geding tussen:
het kerkgenootschap
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2016 heeft het college het kerkgebouw en de daarbij behorende toren aan de Venstraat 30 in Eindhoven (de Maranathakerk) aangewezen als beschermd gemeentelijk monument.
Bij besluit van 24 oktober 2016 heeft het college het door het kerkgenootschap daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2017 heeft de rechtbank het door het kerkgenootschap daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het kerkgenootschap hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het kerkgenootschap en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2023, waar het kerkgenootschap, vertegenwoordigd door de [bestuursleden], bijgestaan door mr. J. de Vet, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.M.J. Heutink, vergezeld van H.A.M. Roothaert en mr. A.M. Huiswoud, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Waar gaat de zaak over?
2. Het kerkgenootschap is eigenaar van de Maranathakerk, met toren en bijgebouwen aan de Venstraat 30 in Eindhoven, kadastraal bekend als gemeente Strijp, sectie C, nummer 1800. Bij brief van 1 mei 2015 heeft het college aan het kerkgenootschap het voornemen bekend gemaakt om het kerkgebouw aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument. Tegen dit voornemen heeft het kerkgenootschap bij brief van 2 juni 2015 een zienswijze naar voren gebracht.
Besluitvorming
3. Bij besluit van 15 maart 2016 heeft het college het kerkgebouw en de daarbij behorende, losstaande toren aangewezen als beschermd gemeentelijk monument. De bijgebouwen en het interieur van het kerkgebouw zijn uitgezonderd van de bescherming als gemeentelijk monument. Aan het besluit heeft het college het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: CRK) van 16 oktober 2014 ten grondslag gelegd. Het college heeft ter motivering van het besluit voorts verwezen naar een redengevende omschrijving op het monumentenblad en naar een samenvatting van de ingediende zienswijzen met reactie. Het college heeft het besluit van 15 maart 2016 in bezwaar gehandhaafd.
4. In de redengevende omschrijving is vermeld dat de Maranathakerk architectuurwaarde heeft, omdat de kerk een centraalbouw in een kenmerkende wederopbouwesthetiek is. Daarbij wordt verwezen naar de menging van traditionele (baksteen) en moderne (beton) materialen en van organische hoekafschuiningen, modernistische ramen, staande ruitmotieven en een klassieke gelaagde opbouw. Verder wordt gewezen op de opmerkelijke, drie ruim naar boven stekende luifels. Doordat de kerk in de omgeving een belangrijk beeldbepalend element is, heeft de kerk volgens de redengevende omschrijving ook stedenbouwkundige waarde. Door een ruime en vrije plaatsing in een plantsoen, omgeven door straten en huizen uit hetzelfde tijdsgewricht, is een typische stedelijke omgeving ontstaan uit de jaren ’50. Het bouwblok van de kerk is niet hiërarchisch geplaatst in het stedelijk weefsel maar in een nevenschikkende stelling ten opzichte van de omliggende woningrijen. Het kerkgebouw is veelzijdig georiënteerd en de vrijstaande kerktoren vormt het symbolisch accent en oriëntatiepunt in de wijk, aldus de redengevende omschrijving. Tot slot heeft de kerk volgens de omschrijving cultuurhistorische waarden als uitdrukking van de ontwikkeling van de religieuze gemeenschap in de stad en als uiting van de diversiteit binnen de kerken, die zich ook in Eindhoven manifesteerde.
5. Hangende beroep bij de rechtbank heeft het kerkgenootschap een taxatierapport van 8 februari 2017 van R.J.P.F. Vaassen, beëdigd taxateur bij AB&P Vaassen bedrijfsmakelaardij, overgelegd. In dit rapport is vermeld dat de marktwaarde voor aanwijzing van het kerkgebouw € 454.000,00 bedroeg, de marktwaarde na aanwijzing € 275.000,00 was, en de marktwaarde na aanwijzing en inclusief renovatie van de kerktoren € 47.000,00 bedroeg. Daarnaast heeft het kerkgenootschap een plausibiliteitsverklaring van J. Houben, gecertificeerd registertaxateur onroerende zaken, van 2 maart 2017 overgelegd. Houben heeft hierin verklaard dat hij het taxatierapport van Vaassen heeft beoordeeld op plausibiliteit van de waarde en de onderbouwing van de waarde, en dat de totstandkoming van de waarde in het taxatierapport volgens hem plausibel is.
Naar aanleiding daarvan heeft het college een tegenrapport door R. van Dongen en W. Jacobs van het Kantoor der Kerkelijke Goederen (hierna: KKG) laten opstellen. In dit rapport heeft KKG zich na een gesprek met het kerkgenootschap op het standpunt gesteld dat moet worden verondersteld dat de Maranathakerk, gezien de huidige groei van de kerk en de grote investeringen die zijn gedaan, nog voor langere tijd zal worden gebruikt als kerkgebouw. Verder heeft KKG zich onder meer op het standpunt gesteld dat het gehele pand, inclusief het aangewezen kerkgebouw en de kerktoren, in het vigerende bestemmingsplan als ‘karakteristiek’ is aangeduid. Hierdoor zijn (gedeeltelijke) sloopactiviteiten aan onder meer het kerkgebouw en de kerktoren ook zonder status van gemeentelijk monument vergunningplichtig. Ook levert de aanwijzing tot gemeentelijk monument geen extra onderhoudsplicht op ten opzichte van normaal noodzakelijk onderhoud, aldus het KKG. Daarnaast heeft KKG zich op het standpunt gesteld dat Vaassen eraan voorbij is gegaan dat het kerkgebouw een incourant object is en hij daarom een onjuiste waarderingsmethode heeft toegepast. Volgens KKG zal de waarde van het object bij wijziging in de status van gemeentelijk monument, maar bij een gelijkblijvende bestemming en gelijkblijvend gebruik, niet wijzigen.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank heeft allereerst overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de Maranathakerk voldoet aan de voorwaarden van een beschermd gemeentelijk monument en dat het college bevoegd was om de kerk als gemeentelijk monument aan te wijzen.
Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat het kerkgenootschap, in het licht van het standpunt van het college dat het interieur en de bijgebouwen van de aanwijzing zijn uitgesloten en het gebouw een ruime maatschappelijke bestemming op grond van het bestemmingsplan heeft, niet concreet en voldoende gemotiveerd heeft gesteld voor welke aanpassingen de aanwijzing negatieve gevolgen heeft. Daarbij heeft de rechtbank verder nog betrokken dat de aanwijzing van de kerk niet betekent dat eventuele toekomstige wijzigingen of aanpassingen geheel zijn uitgesloten.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het kerkgenootschap met het taxatierapport van Vaassen onvoldoende concreet heeft gesteld en onvoldoende genoegzaam heeft gemotiveerd dat de aanwijzing tot de gestelde waardedaling leidt. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat in het taxatierapport herbestemming, al dan niet door sloop of ingrijpende wijzigingen gevolgd, als uitgangspunt is genomen, terwijl het kerkgenootschap geen plannen voor herbestemming dan wel sloop of ingrijpende wijzigingen van de Maranathakerk heeft. De stelling van het kerkgenootschap dat sloop van de kerktoren op korte termijn reëel wordt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, aangezien de staat van de kerktoren en de mogelijke renovatiekosten nog niet vaststaan. Daarnaast heeft de door taxateur Vaassen gestelde waardedaling betrekking op het gehele object, terwijl de aanwijzing alleen betrekking heeft op het exterieur van de kerk. Ook is de stelling dat het kerkgenootschap nu al last ondervindt van de waardedaling van de kerk doordat zij moeilijker een hypotheek kan vinden om de geplande bouwwerkzaamheden te financieren, niet concreet gemaakt en ook niet genoegzaam onderbouwd.
Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat het kerkgenootschap niet voldoende concreet en gemotiveerd heeft gesteld dat de aanwijzing tot hogere onderhoudskosten zal leiden. Het kerkgenootschap heeft niet aangetoond dat de renovatiekosten van de kerktoren dusdanig hoog zijn dat sloop daarvan aan de orde is, aldus de rechtbank.
Ontwikkelingen hangende het hoger beroep
7. De Afdeling heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 29 augustus 2018. Bij brief van 16 augustus 2018 heeft het college, met instemming van het kerkgenootschap, de Afdeling verzocht om de zitting te verzetten naar een nader te bepalen datum. Het college wenste meer tijd om de door het kerkgenootschap ingediende stukken te bestuderen en nader onderzoek te verrichten.
8. Bij brief van 6 september 2018 heeft de Stichting Kerkelijk Geldbeheer aan het kerkgenootschap medegedeeld dat financiering van de tweede fase van de uitbreiding van de ontmoetingsruimte van het kerkgebouw niet mogelijk is vanwege het groot onderhoud aan de klokkentoren. De hoge kosten van dit onderhoud drukken dermate op de resultatenrekening dat de liquiditeitspositie van het kerkgenootschap ernstig onder druk komt te staan. Bovendien komt de eigen inbreng van € 100.000,00 te vervallen, terwijl dit een voorwaarde is voor financiering.
9. Bij brief van 18 december 2018 heeft het college gemeld dat het met het kerkgenootschap in gesprek was om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Het college heeft de Afdeling verzocht om het hoger beroep in afwachting van de uitkomst van het overleg aan te houden.
10. Het college heeft bij brief van 18 december 2019 een inspectierapport van Rowij Bouwchemie b.v. van 15 oktober 2018 met een schade-opname van de kerktoren overgelegd. Daarin is vermeld dat de dakconstructie van de kerktoren in zeer slechte staat is, alle hoeken, aansluitingen en windverbanden gebreken vertonen en de wapening zichtbaar is. Ook zijn de frames om de zenders voor gsm aan te bevestigen in een slechte staat. Verder heeft de betonconstructie van de toren schade over een totale oppervlakte van 27,5 m2, waarbij op een aantal plekken de wapening goed zichtbaar is, gecorrodeerd is en aan staafdiameter is afgenomen. De vloer van de eerste verdieping vertoont over een oppervlakte van 8 m2 volledige onthechting. Rowij heeft herstelwerkzaamheden geadviseerd, met inbegrip van kathodische bescherming met opgelegde stroom van de gehele betonconstructie. Volgens Rowij is dit de enige mogelijkheid om de constructie nog een restlevensduur te geven van twintig jaar.
Daarnaast heeft het college een rapport van Heijmans van 18 oktober 2018 overgelegd. Dit rapport bevat de bevindingen van het bouwtechnisch onderzoek naar de schade dat op 2 oktober 2018 heeft plaatsgevonden, een hersteladvies en een kostenraming. Heijmans heeft zich op het standpunt gesteld dat de kerktoren in slechte staat verkeert als gevolg van het gebrekkig of niet uitvoeren van onderhoud en door gemaakte bouwfouten. In het bouwtechnisch onderzoek heeft Heijmans - samengevat weergegeven - geconstateerd dat de betonconstructie in slechte staat verkeert, dat het metselwerk aan de buitenzijde en de verankering aan de betonconstructie in slechte staat verkeren, dat het timmerwerk aan de dakconstructie plaatselijk is ingerot en moet worden vernieuwd en dat het schilderwerk in slechte staat is. Heijmans heeft geconcludeerd dat de restlevensduur van de toren met 20 tot 25 jaar kan worden verlengd door toepassing van kathodische bescherming. Heijmans heeft de kosten voor herstel van de aangetroffen schades op 16 oktober 2018 geraamd op € 146.000,00 exclusief btw.
11. Op 11 maart 2019 heeft Monumentenwacht Noord-Brabant in opdracht van het college een inspectie van de kerktoren uitgevoerd en hiervan een rapport opgesteld. In dit rapport, dat het college bij brief van 8 maart 2023, heeft overgelegd, is in detail uiteengezet welke restauratiewerkzaamheden volgens Monumentenwacht moeten worden uitgevoerd en op welke termijn deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Bij dit rapport is ook een kostenraming van een bouwbedrijf gevoegd. In deze kostenraming, gedateerd op 7 mei 2019, worden de kosten voor het uitvoeren van urgente herstelwerkzaamheden, inclusief opslagen en btw, op € 134.379,49 geraamd.
12. Bij brieven van 29 maart 2019, 10 april 2019, 25 juni 2019 en 17 september 2019 heeft het college, al dan niet desgevraagd, te kennen gegeven dat partijen nog met elkaar in gesprek waren en verzocht om de termijn van aanhouding van het hoger beroep te verlengen. Bij brief van 13 november 2019 heeft het college aan de Afdeling bericht dat partijen niet tot een passende oplossing zijn gekomen. Het college heeft verzocht om voortzetting van de zaak.
13. Het kerkgenootschap heeft hangende het hoger beroep een aantal brieven van mogelijke subsidieverstrekkers overgelegd. Bij brief van 25 juli 2019 heeft de Henri van Abbestichting aan het kerkgenootschap desgevraagd te kennen gegeven niet te beschikken over fondsen voor restauratie van de kerktoren. Bij brief van 23 juli 2019 heeft de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven aan het kerkgenootschap gemeld dat zij geen inkomsten heeft en dat een financiële ondersteuning daarom niet mogelijk is. Het Nationaal Restauratiefonds heeft bij e-mailbericht van 30 juli 2019 te kennen gegeven dat het Restauratiefonds geen financiële bijdragen aan restauraties levert en dat het kerkgenootschap bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed kan informeren of het voor subsidie in aanmerking komt. Stichting Woonbedrijf, een woningcorporatie in Eindhoven, heeft bij e-mailbericht laten weten dat zij in het kader van de Woningwet geen mogelijkheid ziet om een financiële bijdrage te leveren. Het is de stichting niet toegestaan om onderhoud te verrichten of een financiële bijdrage te leveren voor een gebouw dat niet haar eigendom is en niet bewoond wordt door haar huurders.
Tot slot heeft het kerkgenootschap een e-mailwisseling met telecomprovider T-Mobile overgelegd. T-Mobile, die met masten gebruik maakt van de kerktoren, heeft op het verzoek van het kerkgenootschap om sponsoring te kennen gegeven dat de mogelijkheid kan worden geboden om de huur van de kerktoren 5 jaar vooruit te betalen onder het voorbehoud dat de toren gehandhaafd blijft. Het betrof een bedrag van ongeveer € 3.000,00 per jaar.
14. Op 6 juni 2022 heeft het kerkgenootschap een aanvraag ingediend voor de sloop van de kerktoren bij de Maranathakerk. Die aanvraag is door het college bij besluit van 28 juli 2022, onder verwijzing naar het advies van 1 februari 2023 van de commissie voor bezwaarschriften gehandhaafd bij besluit van 2 februari 2023, afgewezen.
Gronden van het hoger beroep
15. Het kerkgenootschap betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college een onzorgvuldige en onjuiste belangenafweging heeft gemaakt. Er is onvoldoende gewicht toegekend aan de belangen van het kerkgenootschap. De aanwijzing kan geen stand kan houden. Daartoe heeft het kerkgenootschap aangevoerd dat de toren in slechte staat verkeert en het onderhoud tot kosten zal leiden die het kerkgenootschap als ideële instelling met beperkte financiële draagkracht niet kan dragen. Bovendien heeft de rechtbank de bewijslast ten aanzien van de dreigende onderhoudskosten van de toren volledig bij het kerkgenootschap gelegd, terwijl de onderzoeksplicht bij het college had moeten liggen. De rechtbank heeft voorts ten onrechte overwogen dat de door de taxateur gestelde waardedaling betrekking heeft op het gehele object. De taxateur heeft zich volgens het kerkgenootschap bij de taxatie gebaseerd op de situatie zoals beschreven in het besluit van 15 maart 2016, waarbij de bijgebouwen en het interieur van het kerkgebouw geen monumentenstatus hebben. Daarnaast vreest het kerkgenootschap dat de aanwijzing nadelige gevolgen zal hebben voor de aanvraag van een hypotheek voor de financiering van bouwwerkzaamheden. Tot slot ervaart het kerkgenootschap het als zeer wrang dat het college het belang van het kerkgenootschap als geloofsgemeenschap ondergeschikt maakt aan het behoud van een monument.
Beoordeling van het hoger beroep
15.1. Niet in geschil is dat het kerkgebouw met de kerktoren monumentwaardig is. Het geschil spitst zich toe op de belangenafweging.
15.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1643), heeft het college, wanneer een onroerende zaak volgens het college van monumentale waarde is, beleidsruimte om te bepalen of die onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument moet worden aangewezen. Dan moet hij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de nadelige gevolgen van de aanwijzing niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:317, waarnaar ook de rechtbank heeft verwezen) volgt verder dat indien in het kader van de bij de aanwijzing - dan wel de heroverweging daarvan - te verrichten belangenafweging door de eigenaar van het monument concreet wordt gesteld dat de monumentenstatus negatieve financiële gevolgen heeft en dit genoegzaam wordt gemotiveerd, deze aspecten reeds bij de aanwijzing van belang zijn. Deze dienen in dat geval niet eerst bij de aanvraag om een omgevingsvergunning tot wijziging dan wel sloop van het aangewezen monument aan de orde te komen. 15.3. De Afdeling zal hieronder de belangenafweging die het college heeft gemaakt beoordelen en daarbij de ontwikkelingen die zich na de rechtbankuitspraak hebben voorgedaan, betrekken.
15.4. Het belang van het college is gelegen in het behoud van het kerkgebouw en de kerktoren als ensemble. Het kerkgebouw en de kerktoren vormen tezamen een belangrijk beeldbepalend element in de typisch stedelijke wijk uit de jaren ’50, zoals ook uit de redengevende omschrijving blijkt.
Tegenover het belang van het college staat onder meer het financiële belang van het kerkgenootschap.
Uit de rapporten van Rowij, Heijmans en Monumentenwacht Noord-Brabant is gebleken dat de renovatie van de kerktoren ingrijpend zal zijn. Heijmans heeft de kosten voor herstel van de aangetroffen schades in 2018 geraamd op € 146.000,00 exclusief btw. Monumentenwacht heeft de kosten iets lager ingeschat, maar deze raming betreft alleen de kosten voor urgente herstelwerkzaamheden. Verder heeft de bouwsector sinds 2018 te maken gekregen met stijgende bouwkosten, waardoor het kerkgenootschap rekening zal moeten houden met substantieel hogere renovatiekosten dan geraamd in 2018. Door de huidige bouwkundige staat van de kerktoren zijn extra financiële tegenvallers bovendien niet uitgesloten. De renovatiekosten voor het herstel van de kerktoren zullen dus aanzienlijk zijn.
De renovatiekosten voor de kerktoren zijn, zoals het college ter zitting ook heeft beaamd, niet alleen te wijten aan een gebrek aan onderhoud door het kerkgenootschap, maar zijn ook het gevolg van constructiefouten die tijdens de bouw van de kerktoren zijn gemaakt. Dat de kosten moeten worden beschouwd als reguliere onderhoudskosten die door het kerkgenootschap moeten worden gedragen, kan daarmee niet worden volgehouden. Daarnaast moet worden betrokken dat uit het rapport van Heijmans blijkt dat de restlevensduur van de kerktoren door de renovatie vooralsnog met slechts 20 tot 25 jaar kan worden opgerekt. Verder zal de financiële draagkracht van het kerkgenootschap in de afweging moeten worden betrokken. Het kerkgenootschap heeft gewezen op de negatieve financiële gevolgen die de aanwijzing heeft. Het kerkgenootschap is een kleine, levendige religieuze gemeenschap, die in de afgelopen jaren in ledenaantal gestaag is gegroeid. Met een grafiek die het kerkgenootschap bij de zienswijze van 2 juni 2015 op de voorgenomen aanwijzing heeft ingediend, heeft het dit standpunt nader onderbouwd. Ter zitting heeft het kerkgenootschap toegelicht dat, naast ongeregistreerde kerkgaande bezoekers, het aantal geregistreerde leden op het ogenblik ongeveer 275 bedraagt en dat de kerkgenootschap, zoals ook blijkt uit de brief van de Stichting Kerkelijk Geldbeheer van 6 september 2018, niet de financiële middelen heeft om de kerktoren te renoveren. Het kerkgenootschap heeft te kennen gegeven dat de leden niet in staat zijn om de renovatiekosten van de kerktoren te dragen en dat de financiële last het einde van de geloofsgemeenschap betekent. Tot slot is van belang dat het kerkgenootschap aanzienlijke inspanningen heeft verricht om bij diverse organisaties fondsen te werven om de renovatiekosten, of een deel daarvan, te dekken, maar dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom het algemeen belang dat het college vertegenwoordigt in dit geval zwaarder mocht wegen dan het financiële belang van het kerkgenootschap.
Het betoog slaagt.
Slotsom
16. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van het college van 24 oktober 2016 gegrond verklaren. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
17. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling ook aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
18. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 november 2017 in zaak nr. 16/3655;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 24 oktober 2016, met kenmerk BZ-16-0540-001;
V. draagt het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven op om binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI. bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven tot vergoeding van bij het kerkgenootschap Pinkstergemeente Eindhoven in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.348,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven aan het bestuur van het kerkgenootschap Pinkstergemeente Eindhoven het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 818,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023
705
BIJLAGE - Wettelijk kader
Erfgoedverordening 2010
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen
1. zaak, die van algemeen belang is voor de gemeente Eindhoven wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
[…].
Artikel 3
1. Het college kan een zaak of een terrein als bedoeld in artikel 1a onder 1 en 2 geheel of gedeeltelijk aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.
2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit.
[…].