ECLI:NL:RVS:2023:2802

Raad van State

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
202301971/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

Op 19 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 4 oktober 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 1 maart 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 16 juni 2023 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling gaf aan geen contact meer te hebben gehad met de vreemdeling en niet op de hoogte te zijn van diens verblijfplaats. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde hieruit dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zocht en derhalve geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep.

Op basis van deze overwegingen heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.

Uitspraak

202301971/1/V1.
Datum uitspraak: 19 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 1 maart 2023 in zaak nr. NL22.22192 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
De gemachtigde van de vreemdeling heeft daar desgevraagd op gereageerd.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling bij brief van 16 juni 2023 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. Uit de reactie van de gemachtigde van de vreemdeling blijkt dat hij niet op de hoogte is van diens verblijfplaats en sinds zijn vertrek geen contact meer met hem heeft gehad. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft hij geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023
488-1061