ECLI:NL:RVS:2023:2882

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
202304114/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling op basis van Dublinverordening

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 juni 2023 het beroep tegen de inbewaringstelling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 10 juni 2023 in bewaring gesteld, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, heeft hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 juli 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat voor de inbewaringstelling van Dublinclaimanten een significant risico op onderduiken vereist is, zoals vastgelegd in de Dublinverordening en de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de criteria voor dit risico niet per se in de Vw 2000 hoeven te staan, maar dat de criteria in het Vreemdelingenbesluit 2000 volstaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304114/1/V3.
Datum uitspraak: 25 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-­Hertogenbosch, van 22 juni 2023 in zaak nr. NL23.17025 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 22 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Voor inbewaringstelling van Dublinclaimanten is een significant risico op onderduiken vereist. Dit volgt rechtstreeks uit de Dublinverordening, waarnaar in artikel 59a, eerste lid, van de Vw 2000 ook wordt verwezen. Het significante risico op onderduiken moet worden gebaseerd op objectieve criteria die zijn vastgelegd in een dwingende bepaling van algemene strekking. Anders dan de vreemdeling betoogt hoeven die criteria niet in de Vw 2000 te staan. Zoals de rechtbank overweegt is het Vb 2000 een dwingende bepaling van algemene strekking. Vastlegging van de criteria in artikel 5.1b van het Vb 2000 volstaat dus. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 15 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1601, onder 3 - 3.1.1.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2023
873-1020