ECLI:NL:RVS:2023:2921
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot uitvaardigen inreisverbod
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 december 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de vreemdeling op te dragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod uit te vaardigen, vernietigd. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de vreemdeling een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. De staatssecretaris had het besluit vooral gebaseerd op de strafrechtelijke veroordeling voor witwassen, maar is onvoldoende ingegaan op het persoonlijk gedrag van de vreemdeling. De Afdeling verwijst naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie en eerdere uitspraken van de Afdeling zelf.
Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.