ECLI:NL:RVS:2023:2992
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Bij besluit van 4 maart 2021 werd de aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document, dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, afgewezen. De staatssecretaris heeft de vreemdeling opgedragen Nederland en de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. Hierop heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 27 mei 2021, waarbij ook een inreisverbod werd opgelegd. De rechtbank Den Haag verklaarde op 26 april 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, advocaat te Den Haag.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdeling als kennelijk ongegrond mocht beschouwen, waardoor de staatssecretaris niet verplicht was om de vreemdeling te horen in bezwaar. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.