ECLI:NL:RVS:2023:3024

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
202303885/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden afgewezen bij besluiten van 27 mei 2021 en 1 oktober 2021. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de staatssecretaris verklaarde de bezwaren ongegrond bij besluiten van 18 november 2021 en 15 april 2022. De vreemdeling ging vervolgens in beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 23 mei 2023 de beroepen ongegrond verklaarde.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.K. Bhadai. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft in haar hoger beroep niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023, en is vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.

Uitspraak

202303885/1/V3.
Datum uitspraak: 7 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 mei 2023 in zaken nrs. AWB 21/7195 en AWB 22/3000 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 27 mei 2021 en 1 oktober 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluiten van 18 november 2021 en 15 april 2022 heeft de staatssecretaris de daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Laatstgenoemd besluit is aangevuld bij besluit van 28 maart 2023.
Bij uitspraak van 23 mei 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2023
18