ECLI:NL:RVS:2023:3024
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden afgewezen bij besluiten van 27 mei 2021 en 1 oktober 2021. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de staatssecretaris verklaarde de bezwaren ongegrond bij besluiten van 18 november 2021 en 15 april 2022. De vreemdeling ging vervolgens in beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 23 mei 2023 de beroepen ongegrond verklaarde.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.K. Bhadai. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft in haar hoger beroep niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023, en is vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.