ECLI:NL:RVS:2023:319
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, had op 27 december 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen 16 weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschreed, met een maximum van € 7.500,00.
In hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, aangevoerd dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter vastgesteld dat tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep mogelijk is, zoals bepaald in artikel 8:104, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de vreemdeling geen kans heeft om zijn zaak opnieuw te laten beoordelen door de hogere rechter.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen reden is om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces. De Afdeling verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en zal het hogerberoepschrift doorsturen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling als verzetschrift. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.