ECLI:NL:RVS:2023:3198
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling, die ook voor zijn minderjarige kinderen opkwam, maakte bezwaar tegen deze afwijzing. Op 11 februari 2022 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 6 september 2022 het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. A. Jankie, advocaat te Den Haag.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam deze motivering over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 23 augustus 2023.