ECLI:NL:RVS:2023:321
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2022. De vreemdeling was op 9 december 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De eerste grief leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De tweede grief, die betrekking had op een geconstateerd gebrek in de ophouding van de vreemdeling, werd echter gegrond bevonden. De rechtbank had vastgesteld dat de grondslag voor de ophouding onjuist was, maar had dit gebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet had veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de rechtbank in beroep ten onrechte niet heeft toegekend, evenals de proceskosten voor het hoger beroep, tot een totaalbedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2023.