ECLI:NL:RVS:2023:3247
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vreemdeling om document voor duurzaam verblijf als gemeenschapsonderdaan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 20 oktober 2022. De vreemdeling had een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat aantoont dat hij duurzaam rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan. Deze aanvraag werd op 29 april 2021 afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond bij besluit van 26 juli 2021. De rechtbank oordeelde op 20 oktober 2022 dat het beroep van de vreemdeling ongegrond was, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder dat de staatssecretaris proceskosten hoefde te vergoeden.