202007156/1/R2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Biest-Houtakker, gemeente Hilvarenbeek,
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019" (hierna: reparatieplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door A. Engelse, zijn verschenen.
Op de zitting heeft de Afdeling ingevolge artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het onderzoek geschorst.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
Geen van de partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht opnieuw op een zitting te worden gehoord. De Afdeling heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Het reparatieplan ziet onder meer op het herstellen van fouten in zowel het bestemmingsplan "Buitengebied" uit 2014 als in het bestemmingsplan "Buitengebied Hilvarenbeek 2014 reparatieplan" uit 2017.
2. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie] in Hilvarenbeek. Op het perceel staan een veldschuur en een aantal andere gebouwen en bijbehorende voorzieningen. In het reparatieplan is voor de veldschuur persoonsgebonden overgangsrecht toegekend, zodat [appellant] de veldschuur kan gebruiken voor zijn paardenhouderij. [appellant] is het niet eens met het reparatieplan omdat de raad niet alle aanwezige gebouwen en voorzieningen onder het persoonsgebonden overgangsrecht heeft laten vallen.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Toezegging
4. [appellant] betoogt dat het reparatieplan in strijd is met een aan hem door het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek gedane toezegging dat alle gebouwen en voorzieningen op zijn perceel onder persoonsgebonden overgangsrecht zouden worden gebracht. Hij verwijst daarvoor naar een brief van 4 december 2012. De raad heeft daar ten onrechte geen rekening mee gehouden. Ten onrechte is alleen de veldschuur onder het persoonsgebonden overgangsrecht gebracht.
4.1. Op grond van het reparatieplan heeft de veldschuur op het perceel de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - situatie 1995" en de gebiedsaanduiding "overige zone - persoonsgebonden overgangsrecht".
Verder luidt artikel 33.3 van de planregels: "Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - persoonsgebonden overgangsrecht' gelden de volgende regels:
[…].
b. de veldschuur ter plaatse van de [locatie] mag, uitsluitend door de heer [appellant] worden gebruikt ten behoeve van een paardenhouderij."
4.2. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
Niet in geschil is dat sprake is van een toezegging, maar partijen verschillen van mening over de omvang van die toezegging. De Afdeling stelt vast dat in de door [appellant] genoemde brief van 4 december 2012 wordt verwezen naar een luchtfoto uit 1995, die ook in paragraaf 3.4 van de plantoelichting is opgenomen. Verder zijn in de brief de volgende passages opgenomen: "Hiermee is komen vast te staan dat de huidige bebouwing in strijd met het geldende bestemmingsplan Buitengebied met in begrip van de overgangsbepalingen aanwezig is. In het ontwerpbestemmingsplan zal derhalve voor deze locatie worden voorzien in een ‘persoonsgebonden overgangsrecht’. Dit wil zeggen dat het huidige gebruik kan worden voortgezet totdat dit door de huidige gebruiker wordt beëindigd. […] Een functieaanduiding ten behoeve van persoonsgebonden overgangsrecht wordt op de verbeelding opgenomen ter plaatse van [locatie]. […] In de regels wordt voorzien in een regeling voor persoonsgebonden overgangsrecht ten behoeve van de paardenhouderij ter plaatse van [locatie]."
De Afdeling is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is van een door het college gedane toezegging dat voor het perceel persoonsgebonden overgangsrecht zou worden toegekend met betrekking tot het gebruik van de in 1995 op het perceel feitelijk aanwezige bebouwing. Blijkens de plantoelichting en het verhandelde op de zitting is dat ook wat de raad heeft beoogd in het plan te regelen. Op de zitting is echter ook vastgesteld dat op de luchtfoto uit 1995 meer bebouwing staat dan alleen de veldschuur; daarop staat onder meer ook een chalet.
De raad heeft dus, anders dan hij heeft beoogd, niet het gebruik van alle bebouwing die in 1995 op het perceel aanwezig was onder het persoonsgebonden overgangsrecht gebracht. Het reparatieplan is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt.
5. Wat [appellant] voor het overige heeft aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd, voor zover aan de in 1995 aanwezige bebouwing op het perceel [locatie], kadastraal bekend als gemeente Hilvarenbeek sectie P nummer 2179, niet de gebiedsaanduiding "overige zone - persoonsgebonden overgangsrecht" is toegekend. Ook vernietigt de Afdeling het bestreden besluit voor zover in artikel 33.3, onder b, van de planregels niet is opgenomen dat de in 1995 aanwezige bebouwing op het perceel [locatie], kadastraal bekend als gemeente Hilvarenbeek sectie P nummer 2179, door de heer [appellant] mag worden gebruikt ten behoeve van een paardenhouderij.
De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen met inachtneming van deze uitspraak in zoverre een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
7. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hilvarenbeek van 15 oktober 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019", voor zover:
a. aan de in 1995 aanwezige bebouwing op het perceel [locatie], kadastraal bekend als gemeente Hilvarenbeek sectie P nummer 2179, niet de gebiedsaanduiding "overige zone - persoonsgebonden overgangsrecht" is toegekend;
b. in artikel 33.3, onder b, van de planregels niet is opgenomen dat de in 1995 aanwezige bebouwing op het perceel [locatie], kadastraal bekend als gemeente Hilvarenbeek sectie P nummer 2179, door de heer [appellant] mag worden gebruikt ten behoeve van een paardenhouderij;
III. draagt de raad van de gemeente Hilvarenbeek op om binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Hilvarenbeek tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Hilvarenbeek aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tuit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023
425-1019