202303299/2/R4.
Datum uitspraak: 13 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Bemmel, gemeente Lingewaard,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Lingewaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 april 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Haalderen, Oudewei [nummer]" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij A] en [partij B] (hierna samen en in enkelvoud: [partij]) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] en anderen en [partij] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 september 2023, waar [verzoeker] en [andere verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door A. Likkel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij A], bijgestaan door mr. M.P.K. Ahsmann en mr. R.E. Helder, advocaten te Utrecht, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van een al op het perceel Oudewei [nummer] in Haalderen (hierna: het perceel) aanwezig bouwvlak voor een woning. [partij] woont in de reeds op het perceel aanwezige woning en is de initiatiefnemer.
3. In het geldende bestemmingsplan "Kom Bemmel", door de raad vastgesteld bij besluit van 30 juni 2011, is op het perceel al een bouwvlak voor een woning aanwezig. Dat bouwvlak is kleiner dan het bouwvlak in het voorliggende bestemmingsplan. In het geldende bestemmingsplan is voor deze woning een maximale bouwhoogte van 6 m opgenomen en een maximale goothoogte van 3 m. In dat bestemmingsplan is de inhoud van de woning niet gemaximeerd.
In het nu voorliggende bestemmingsplan is het bestaande bouwvlak verplaatst en vergroot. Het bestemmingsplan voorziet in een woning met een maximale bouwhoogte van 8 m en een maximale goothoogte van 3,5 m. Het bestemmingsplan kent een maximale inhoudsmaat voor de voorziene woning van 850 m³. Dit bestemmingsplan maakt een woning met één bouwlaag en een kap mogelijk.
Beoordeling van het verzoek
4. [verzoeker] en anderen willen met het verzoek voorkomen dat het bestemmingsplan in werking treedt en dient als toetsingskader voor een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.
Op de zitting hebben zij, in antwoord op een vraag van de voorzieningenrechter, toegelicht dat volgens hen met name tot schorsing van het plan moet worden overgegaan, omdat zij vinden dat dit bestemmingsplan onvoldoende rekening houdt met de landschappelijke kwaliteiten van het gebied en omdat hun belangen onvoldoende zijn gewogen.
De kern van het eerste betoog is dat de verplaatsing van het bouwvlak leidt tot een minder compact bebouwd deel van het perceel ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. In het geldende bestemmingsplan is het bouwvlak dichterbij het al op het perceel aanwezige woonhuis gesitueerd. Zij wijzen erop dat door de verplaatsing van het bouwvlak, verder van de aanwezige bebouwing af, de openheid, rust, ruimte en donkerte van het gebied in het geding komt. In dat verband wijzen zij op artikel 2.56 van de Omgevingsverordening Gelderland, welk artikel betrekking heeft op ontwikkelingen in het Nationaal landschap en de bescherming van de kernkwaliteiten van het landschap. Zij stellen zich in dat verband ook op het standpunt dat het voorliggende bestemmingsplan in strijd is met de Structuurvisie Gemeente Lingewaard 2012-2022 en de beeldkwaliteitseisen in de plantoelichting.
Verder vinden zij dat de raad hun belangen, met name de aantasting van het vrije uitzicht, zwaarder had moeten laten wegen dan de belangen die met de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn gemoeid.
4.1. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het bestemmingsplan niet in strijd met artikel 2.56 van de Omgevingsverordening Gelderland. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor het oordeel dat de beperkte extra ruimtelijke gevolgen van dit plan ten opzichte van het geldende plan een aantasting van de in artikel 2.56 genoemde kernkwaliteiten met zich brengen. Over de structuurvisie en de beeldkwaliteitseisen heeft de raad toegelicht dat daar geen strijd mee bestaat, ook gelet op de hiervoor genoemde beperkte extra ruimtelijke gevolgen van dit plan ten opzichte van het geldende plan, waarvan de belangrijkste wijzigingen zijn de verplaatsing en vergroting van het bouwvlak en een wat hogere woning. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat een wat minder compacte opzet van het perceel aanvaardbaar is. In dat verband heeft de raad ook gewezen op de aanwezigheid van een waardevolle walnotenboom. In het huidige bestemmingsplan is het bouwvlak voorzien direct naast de walnotenboom, waardoor het bouwvlak niet geheel kan worden benut. Ook om die reden is een minder compacte opzet van het perceel volgens de raad aanvaardbaar. Gelet op deze toelichting van de raad is het bestemmingsplan, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, als het gaat om de door [verzoeker] en anderen bedoelde landschappelijke kwaliteiten van het gebied, niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Er bestaat in zoverre geen grond voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
4.2. Over de afweging van hun belangen, in het bijzonder de aantasting van het uitzicht, wordt het volgende overwogen. De voorzieningenrechter wijst er op dat er in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hieruit volgt dat [verzoeker] en anderen of andere omwonenden geen aanspraak kunnen maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit de woning ook niet als het vorige bestemmingsplan daar geen bebouwing toestond. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat er voor [verzoeker] en anderen weliswaar een verandering in het uitzicht plaatsvindt, maar dat die verandering van het uitzicht niet leidt tot onevenredige gevolgen voor hen. Hierbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat de woningen van [verzoeker] en anderen hoger liggen dan het bouwvlak van de beoogde woning en dat zij door dat hoogteverschil in mindere mate in hun uitzicht worden belemmerd. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de in zoverre door de raad gemaakte belangenafweging niet onevenredig. De voorzieningenrechter ziet in zoverre ook geen grond voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
5. Ook in het overige door [verzoeker] en anderen aangevoerde ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
Conclusie
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023
776