ECLI:NL:RVS:2023:3519

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
202305569/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake ophouding door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 11 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft hiertegen op 22 augustus 2023 een verzoek ingediend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, waarna de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, in hoger beroep is gegaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 september 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep was gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de vraag of de staatssecretaris de vreemdeling in het kader van de ophouding tegemoet is gekomen. De Afdeling oordeelde dat er geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, zoals bepaald in artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling stelde vast dat het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken als er geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat in dit geval niet aan de orde was.

Daarom verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Echter, omdat de rechtbank ten onrechte had vermeld dat hoger beroep mogelijk was, werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

Uitspraak

202305569/1/V3.
Datum uitspraak: 19 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 22 augustus 2023 in zaak nr. NL23.23115 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De staatssecretaris heeft de vreemdeling op 11 augustus 2023 opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000.
Bij uitspraak van 22 augustus 2023 heeft de rechtbank het verzoek van de vreemdeling om de staatssecretaris op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de proceskosten te veroordelen afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep is gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de vraag of de staatssecretaris in het kader van de ophouding de vreemdeling is tegemoetgekomen. Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Omdat de rechtbank onder de uitspraak ten onrechte heeft vermeld dat hoger beroep kan worden ingesteld, moet de staatssecretaris de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.       veroordeelt staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Melse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2023
191-1073