ECLI:NL:RVS:2023:3636
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 september 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 juni 2021 was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 16 december 2021, heeft de vreemdeling op 15 juni 2023 beroep ingesteld bij de rechtbank, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk was. De vreemdeling had geprobeerd om op tijd beroep in te stellen, maar had in plaats daarvan een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, wat door de rechtbank ook niet-ontvankelijk werd verklaard. De Afdeling heeft begrip voor de situatie van de vreemdeling, die geen Nederlands spreekt en geen advocaat heeft, maar benadrukt dat zij informatie had kunnen inwinnen over de procedure. Aangezien de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, kon de Afdeling de klachten van de vreemdeling over het besluit van 16 december 2021 niet bespreken.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.