ECLI:NL:RVS:2023:3649
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingen inzake proceskostenveroordeling na intrekking
In deze zaak hebben vreemdelingen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 februari 2023. De zaken betroffen de nummers NL22.25073, NL22.25074, NL22.25076 en NL22.25078. Na het indienen van het hoger beroep hebben de vreemdelingen besloten dit in te trekken. Ze hebben de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zij hebben gemaakt in verband met het hoger beroep.
De Afdeling heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de kosten. In dit geval hebben de vreemdelingen hun hoger beroep ingetrokken nadat de staatssecretaris hen alsnog de gevraagde verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. Dit betekent dat de staatssecretaris aan de vreemdelingen tegemoet is gekomen, zoals bedoeld in de wet.
De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdelingen toegewezen en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Het totale bedrag van de kosten is vastgesteld op € 837,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 september 2023.