ECLI:NL:RVS:2023:3650

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
202305915/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 16 augustus 2023 het verzet van de vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van 3 november 2022 ongegrond verklaarde. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 9 juni 2022. De rechtbank had het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarna de vreemdeling verzet aantekende. De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 29 september 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen een uitspraak van de rechtbank over verzet geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad van State concludeerde dat de vreemdeling geen redenen had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het hoger beroep toch in behandeling zou worden genomen. Er was geen sprake van een onterecht proces, waardoor het verbod op hoger beroep niet doorbroken kon worden.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 september 2023, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

Uitspraak

202305915/1/V2.
Datum uitspraak: 29 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 16 augustus 2023 in zaak nr. 22/3983 V in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft tegen het besluit op bezwaar van de staatssecretaris van 9 juni 2022 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 3 november 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling verzet gedaan.
Bij uitspraak van 16 augustus 2023 heeft de rechtbank dat verzet ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De rechtbank heeft uitspraak gedaan op het verzet van de vreemdeling (artikel 8:55, zevende lid, van de Awb). Tegen zo’n uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104, tweede lid, van de Awb).
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2023
897-984