ECLI:NL:RVS:2023:3673

Raad van State

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
202206878/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 3 november 2022. De vreemdeling had een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze aanvraag werd op 8 november 2019 afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar op 15 november 2021 opnieuw ongegrond. De rechtbank oordeelde op 3 november 2022 dat het beroep van de vreemdeling ongegrond was, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de motivering van de rechtbank werd overgenomen. De Afdeling concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd uitgesproken in het openbaar door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.

Uitspraak

202206878/1/V2.
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 3 november 2022 in zaak nr. 21/7209 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 15 november 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023
309-1063