202204369/1/R2.
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Thema Park B.V., gevestigd te Oosterhout,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juni 2022 in zaak nr. 21/841 in het geding tussen:
Thema Park B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2020 heeft het college het verzoek van Thema Park B.V. om handhavend op te treden tegen diverse gestelde overtredingen op het perceel Meerpaal 20 in Oosterhout afgewezen.
Bij besluit van 14 januari 2021 heeft het college het door Thema Park B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 juni 2022 heeft de rechtbank het door Thema Park B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Thema Park B.V. hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 7 augustus 2023, waar Thema Park B.V., vertegenwoordigd door mr. R.M. Königel, advocaat te Etten-Leur, en het college, vertegenwoordigd door S.E.J. Wuijts, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Thema Park B.V. is een projectontwikkelaar gevestigd op een bedrijventerrein waar ook Ahmet Yesevi Moskee een pand gebruikt. Thema Park B.V. neemt in dat pand diverse maatschappelijke activiteiten waar en heeft daarom het college gevraagd handhavend op te treden wegens handelen in strijd met het bestemmingsplan omdat voor het perceel een bedrijfsbestemming geldt. Handhavers hebben bij een controle geconstateerd dat er ongeveer vier keer per week bijeenkomsten plaatsvinden die zijn verbonden met de moskee die gevestigd is op een andere plek in Oosterhout. Daarnaast wordt het pand vanwege ruimtegebrek in de moskee soms gebruikt voor tijdelijke opslag.
1.1. Op 28 mei 2020 heeft de moskee een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan ingediend. Het college heeft vervolgens afgezien van handhavend optreden, omdat volgens hem concreet zicht op legalisatie bestaat. Op 25 februari 2022 heeft het college de gevraagde vergunning ook verleend voor vergaderingen, workshops en opslag in het pand. In deze uitspraak is aan de orde of het college op goede gronden heeft besloten om af te zien van handhavend optreden tegen de diverse overtredingen.
Toetsingskader
2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat het college heeft mogen afzien van handhavend optreden, omdat er concreet zicht op legalisatie was. Er vinden al langere tijd gesprekken plaats tussen het college en de moskee waaruit blijkt dat het college bereid is om mee te werken aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Daarnaast heeft de moskee een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Dat de ruimtelijke onderbouwing niet in een keer volledig is ingediend, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Concreet zicht op legalisatie
4. Thema Park B.V. betoogt dat de rechtbank het handhavingsverzoek van 7 januari 2020 te beperkt heeft geïnterpreteerd. Het verzoek gaat over alle activiteiten op het perceel die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het college heeft volgens Thema Park B.V. later alsnog handhavend opgetreden tegen de bedrijfsmatige opslag, maar had dit naar aanleiding van het eerste handhavingsverzoek al moeten doen. Daarom is de rechtbank volgens Thema Park B.V. ten onrechte niet ingegaan op de bedrijfsmatige opslag die volgens Thema Park B.V. in strijd met het bestemmingsplan plaatsvindt.
4.1. Thema Park B.V. betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er concreet zicht op legalisatie van de nevenactiviteiten van de moskee was op het moment van het besluit van 14 januari 2021. Op 28 mei 2020 heeft de moskee een omgevingsvergunning aangevraagd voor onbepaalde tijd. De omgevingsvergunning is op 25 februari 2022 verleend voor 3 jaar. Op het moment van het besluit van 14 januari 2021 wist het college al dat het geen omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd zou verlenen.
4.2. De rechtbank en het college hebben het handhavingsverzoek, in tegenstelling tot wat Thema Park B.V. betoogt, correct geïnterpreteerd. Het handhavingsverzoek van 7 januari 2020 benoemt namelijk "diverse maatschappelijke activiteiten", en niet bedrijfsmatige opslag. Bovendien heeft Thema Park B.V. zelf ook niet eerder in de procedure naar voren gebracht dat haar verzoek meer zou omvatten. Ten slotte heeft het college op de zitting toegelicht dat het latere handhavend optreden niet gaat over tijdelijke opslag voor derden, maar over detailhandelsactiviteiten die pas bij een latere controle zijn vastgesteld. Het college had daarom - los van het verzoek - ook geen aanleiding om al eerder handhavend op te treden.
4.3. De rechtbank heeft daarnaast terecht geoordeeld dat op het moment dat het besluit van 14 januari 2021 is genomen concreet zicht op legalisatie bestond van de activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan, waaronder vergaderingen, workshops en opslag. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1937, is daarvoor vereist dat ten minste al een begin is gemaakt met de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor dat gebruik. Dat is hier het geval. De moskee heeft namelijk de aanvraag om omgevingsvergunning op 28 mei 2020 ingediend; ruim voor dat het besluit van 14 januari 2021 werd genomen. Dat de ruimtelijke onderbouwing niet in een keer volledig is ingediend en dat de vergunning uiteindelijk voor een periode van drie jaar is verleend, doet daar niet aan af. In tegenstelling tot wat Thema Park B.V. betoogt, blijkt uit de aanvraag om omgevingsvergunning bovendien dat de aanvraag ook betrekking heeft op het opslaan van materialen voor de moskee en bevat de verleende omgevingsvergunning ook de activiteit opslag. Conclusie en proceskosten
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023
638-1044