202203485/2/R3 en 202203486/2/R3.
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)), hangende het hoger beroep van:
Taste of Heaven B.V., gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2022 in de zaken nrs. 20/2287 en 20/2203 in de gedingen tussen:
1. [partij sub 1], wonend te Rotterdam,
2. Vereniging van Eigenaren [locatie 1], gevestigd te Rotterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2019 heeft het college aan Taste of Heaven een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van haar tearoom naar het naastgelegen pand.
Bij afzonderlijke besluiten van 19 maart 2020 heeft het college het door [partij sub 1] daartegen gemaakte bezwaar en het door de VvE daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij afzonderlijke uitspraken van 22 april 2022 heeft de rechtbank het door [partij sub 1] ingestelde beroep en het door de VvE ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 19 maart 2020 vernietigd en het besluit van 24 september 2019 herroepen en de aanvraag geweigerd. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen de uitspraak van de rechtbank op het beroep van [partij sub 1] hebben het college en Taste of Heaven hoger beroep ingesteld.
Tegen de uitspraak van de rechtbank op het beroep van de VvE hebben het college en Taste of Heaven hoger beroep ingesteld. De VvE heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Taste of Heaven heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 26 september 2023, waar Taste of Heaven, vertegenwoordigd door I. Akguc en bijgestaan door mr. M. de Buck, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, zijn verschenen. Ook is [partij sub 1], vertegenwoordigd door mr. M.A. de Boer, rechtsbijstandsverlener te Zoetermeer, op de zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Taste of Heaven exploiteert een tearoom in het pand aan de [locatie 2] in Rotterdam. Zij wil haar tearoom uitbreiden naar het naastgelegen pand aan de [locatie 3] (hierna: het naastgelegen pand) en de panden samenvoegen door een scheidingsmuur door te breken. Taste of Heaven heeft hiervoor een omgevingsvergunning aangevraagd.
3. Het college heeft deze vergunning verleend voor de activiteit "bouwen". Ook heeft het college de vergunning verleend voor de activiteit "gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan", omdat in het naastgelegen pand op grond van de bestemming "Detailhandel" geen horeca is toegestaan. Het college heeft de vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
4. De rechtbank heeft in beide uitspraken van 22 april 2022 overwogen dat het college de omgevingsvergunning in strijd met het Horecagebiedsplan Kralingen-Crooswijk 2019-2021 (hierna: het Horecagebiedsplan) heeft verleend. De rechtbank heeft daarom de beroepen van [partij sub 1] en de VvE gegrond verklaard en de besluiten van 19 maart 2020 vernietigd. Vervolgens heeft de rechtbank op grond van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het besluit van 24 september 2019 te herroepen en de aanvraag om een omgevingsvergunning van Taste of Heaven alsnog te weigeren wegens strijd met het Horecagebiedsplan.
5. De uitspraken van de rechtbank hebben tot gevolg dat Taste of Heaven niet langer over een omgevingsvergunning beschikt op grond waarvan zij het naastgelegen pand mag gebruiken als tearoom. Daarom heeft Taste of Heaven de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
6. Taste of Heaven heeft voor het uitbreiden van haar horeca-inrichting ook een exploitatievergunning aangevraagd. Ook in deze procedure heeft Taste of Heaven de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:3724, heeft de voorzieningenrechter dat verzoek toegewezen. Dat betekent dat Taste of Heaven vooralsnog weer gebruik mag maken van de exploitatievergunning. Spoedeisend belang?
7. [partij sub 1] heeft het spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening betwist.
De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig omdat Taste of Heaven gemotiveerd te kennen heeft gegeven dat zij sinds 22 april 2022 hoge kosten voor huur, energie en de aflossing van de lening voor de verbouwing verschuldigd is voor een pand dat zij zonder de aangevraagde omgevingsvergunning niet kan exploiteren. Verder heeft Taste of Heaven op de zitting toegelicht dat als gevolg van het opnieuw inrichten van de Jonker Fransstraat haar horeca-inrichting tot ongeveer oktober 2023 gesloten moet blijven. Haar financiële problemen zijn daardoor nog groter geworden. Daarbij is er ook nog geen zicht op een zittingsdatum voor de behandeling van het ingestelde hoger beroep. Taste of Heaven heeft hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in een financiële noodsituatie terecht zal komen als zij de uitspraak in de bodemprocedure af moet wachten.
Beoordeling van het verzoek
8. Taste of Heaven voert in hoger beroep samengevat aan dat de rechtbank in beide uitspraken het uitbreiden van haar horeca-inrichting naar het naastgelegen pand ten onrechte in strijd met het Horecagebiedsplan heeft geacht. Volgens Taste of Heaven is in haar geval sprake van ontwikkelen van een bestaande horeca-inrichting en niet, zoals de rechtbank heeft overwogen, van het realiseren van een nieuwe inrichting.
9. De voorzieningenrechter kan ingevolge artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, als deze van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Deze situatie doet zich hier niet voor. De voorzieningenrechter zal daarom met een belangenafweging bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
10. Tegenover het onder 7 besproken financiële belang van Taste of Heaven staat het belang van [partij sub 1] die de uitbreiding van de horeca-inrichting ervaart als een ingrijpende en ongewenste verslechtering van haar woon- en leefklimaat. In het beroepschrift stelt [partij sub 1] dat zij in de oude situatie al veel last van bezoekers had en dat de uitbreiding van de inrichting deze overlast zal versterken. Ook het belang van de VvE, die in de procedure heeft gewezen op overlast, moet worden meegewogen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van [partij sub 1] en de VvE minder zwaar wegen dan het belang van Taste of Heaven om haar horeca-inrichting in het geheel te kunnen exploiteren totdat is beslist op de hoger beroepen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de horeca-inrichting alleen overdag is geopend en er bij de politie en de gemeente geen meldingen van overlast bekend zijn. Ook weegt de voorzieningenrechter mee dat het herleven van de omgevingsvergunning geen onomkeerbare gevolgen heeft, maar alleen tot gevolg heeft dat Taste of Heaven het naastgelegen pand voorlopig weer mag gebruiken als tearoom. Op de zitting heeft Taste of Heaven bevestigd dat de scheidingsmuur al is doorgebroken en dat het pand ook al is ingericht.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat Taste of Heaven vooralsnog weer gebruik kan maken van de omgevingsvergunning.
11. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2022 in zaken nrs. 20/2287 en 20/2203;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tot vergoeding van bij Taste of Heaven in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan Taste of Heaven het door haar voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 1096,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2023
952