ECLI:NL:RVS:2023:3731
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdelingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van vreemdeling 1 en vreemdeling 2 tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 januari 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 23 november 2021 de aanvraag van vreemdeling 1 voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Eveneens is op 27 januari 2022 de aanvraag van vreemdeling 2, de partner van vreemdeling 1, voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De staatssecretaris heeft de bezwaren van beide vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 18 januari 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep hebben ingesteld, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. I. Özkara.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.