ECLI:NL:RVS:2023:3733

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
202305058/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier

In deze zaak heeft de Raad van State op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 31 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 22 april 2022, heeft de rechtbank op 6 juli 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Karkache, heeft hoger beroep ingesteld. Echter, de griffier heeft de vreemdeling op 9 augustus 2023 gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. Ondanks herhaalde verzoeken om het griffierecht voor 22 september 2023 te voldoen, heeft de vreemdeling dit niet gedaan. Hierdoor heeft de griffier haar laten weten dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

Aangezien de vreemdeling geen redenen heeft aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 oktober 2023.

Uitspraak

202305058/1/V1.
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2023 in zaak nr. 22/2703 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 22 april 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De griffier heeft de vreemdeling er bij brief van 9 augustus 2023 op gewezen dat zij voor het hoger beroep griffierecht moet betalen. Haar is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 23 augustus 2023 te voldoen. Omdat de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier haar bij aangetekende brief van 8 september 2023 laten weten dat het griffierecht uiterlijk op 22 september 2023 op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant moet zijn betaald. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. De vreemdeling heeft, nadat de griffier haar daartoe bij brief van 26 september 2023 in de gelegenheid heeft gesteld, geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. Nuboer, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nuboer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2023
927