ECLI:NL:RVS:2023:3747
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en regulier door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 12 oktober 2022 zijn beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 11 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Tevens werd de vreemdeling opgedragen om de Europese Unie binnen vier weken te verlaten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat er geen gronden waren om de afwijzing te vernietigen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, heeft hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 12 oktober 2023 door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.