ECLI:NL:RVS:2023:3788
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 12 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 1 augustus 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 11 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd overwogen dat de rechtbank niet had onderkend dat de staatssecretaris het terugkeerbesluit van 9 september 2019 aan de maatregel van bewaring ten grondslag had gelegd. Desondanks oordeelde de Raad van State dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om de bewaring onrechtmatig te achten. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.