202202887/1/A3.
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Westkapelle, gemeente Veere,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 maart 2022 in zaak nr. 20/7913 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Veere
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2020 heeft het college ambtshalve de adresgegevens van [appellante] in de basisregistratie personen (hierna: brp) gewijzigd in [locatie A] in Westkapelle.
Bij besluit van 30 juni 2020 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 maart 2022, ECLI:NL:RBZWB:1471, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2023, waar [appellante], bijgestaan door A.H. van Leeuwen, rechtshulpverlener te Veere, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.A. Kaan en M. Portier-de Rooij, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] stond in de brp ingeschreven op het adres aan de [locatie B] in Westkapelle. Bij brief van 2 oktober 2019 heeft het college aan [appellante] meegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat zij die woning niet bewoont en dat zij vermoedelijk haar hoofdverblijf heeft in de woning van haar ouders aan de [locatie A] in Westkapelle. Het college heeft bij besluit van 18 februari 2020 de adresgegevens van [appellante] ambtshalve in de brp gewijzigd. Met ingang van 5 december 2019 staat zij in de brp ingeschreven op het adres aan de [locatie A].
2. Het college stelt dat [appellante] geen belang meer heeft bij een uitspraak op haar hoger beroep omdat inmiddels vast staat dat [appellante] in de woning [locatie A] woont. Het college wijst daarbij op zijn besluit van 17 mei 2022, waarin dat is vastgesteld.
2.1. [appellante] heeft tijdens de bezwaarprocedure verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte kosten van het maken van bezwaar. Daarom heeft zij nog belang bij een uitspraak op haar hoger beroep. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 3 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4. 3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in voldoende mate met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd dat [appellante] in de periode van 20 april 2019 tot 6 november 2019 feitelijk niet haar woonadres had aan de [locatie B] en dat [appellante] ten tijde van het nemen van het besluit van 30 juni 2020 haar woonadres aan de [locatie A] had. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college de adresgegevens in de brp terecht ambtshalve heeft gewijzigd.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank onvoldoende heeft onderbouwd dat zij op het moment van het nemen van het besluit van 30 juni 2020 woonde op de [locatie A]. De rechtbank heeft volgens haar hooguit onderbouwd dat ze toen niet woonde op de [locatie B].
Verder stelt [appellante] dat het oordeel van de rechtbank niet overeenkomt met wat de rechtbank in de uitspraak van 25 maart 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1470, onder 4.7, heeft overwogen. 4.1. De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4.5 en 4.6 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Daarbij overweegt de Afdeling nog dat [appellante] de constateringen in de controlerapporten en de verklaringen van de huurders van het pand [locatie B] niet met stukken heeft weerlegd. Verder verwijst [appellante] tevergeefs naar de uitspraak van de rechtbank van 25 maart 2022. Die uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van [appellante] om wijziging van de adresgegevens. Aan dat besluit liggen andere feiten en controles ten grondslag dan die waarop de onderhavige ambtshalve wijziging van de adresgegevens berust.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023
190-1031