ECLI:NL:RVS:2023:3944

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
202206427/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag remigratie-uitkering op basis van vestigingsdatum in Nederland

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de afwijzing van haar aanvraag om voorzieningen krachtens de Remigratiewet door de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De aanvraag werd afgewezen omdat [appellante] nog geen achttien jaar was op de dag dat zij in Nederland kwam wonen. [appellante] had op 27 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een remigratie-uitkering, met de intentie om zich opnieuw in Turkije te vestigen. De raad van bestuur stelde dat [appellante] op 25 augustus 1983 in Nederland was komen wonen, terwijl zij zelf aanvoerde dat zij begin 1984 naar Nederland was gekomen.

De rechtbank Rotterdam had eerder op 30 september 2022 het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 4 oktober 2023 werd [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A. Dinç, en de raad van bestuur door drs. W. van den Berg. De Afdeling heeft de argumenten van [appellante] overwogen, waaronder haar betoog dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij zich na haar achttiende verjaardag in Nederland had gevestigd.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de raad van bestuur de aanvraag terecht had afgewezen. De gegevens uit het schakelregister, waaruit blijkt dat [appellante] zich op 25 augustus 1983 in Nederland had gevestigd, werden als betrouwbaar beschouwd. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder dat de raad van bestuur proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202206427/1/V6.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2022 in zaak nr. 21/6106 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank.
Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2021 heeft de raad van bestuur een aanvraag van [appellante] om voorzieningen krachtens de Remigratiewet (hierna: de aanvraag) afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2021 heeft de raad van bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad van bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2023, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. A. Dinç, advocaat te Rotterdam, en de raad van bestuur, vertegenwoordigd door drs. W. van den Berg, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellante] heeft op 27 mei 2021 een aanvraag ingediend om een remigratie-uitkering, omdat zij zich opnieuw wil vestigen in Turkije. De raad van bestuur heeft de aanvraag afgewezen, omdat [appellante] nog geen achttien jaar was op de dag dat zij in Nederland kwam wonen. [appellante] is geboren op [geboortedatum] 1965 en werd dus achttien op [datum] 1983.
2.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich na het bereiken van de achttienjarige leeftijd in Nederland heeft gevestigd. [appellante] voert aan dat zij begin 1984, als meerderjarige, naar Nederland is gekomen. Volgens haar heeft de raad van bestuur ten onrechte waarde gehecht aan gegevens uit het schakelregister, waaruit volgens de raad van bestuur 25 augustus 1983 als vestigingsdatum volgt. Het is volgens haar onduidelijk waar deze gegevens uit het schakelregister vandaan komen.
2.1.    Artikel 2b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Remigratiewet luidt: ‘Om voor de remigratievoorzieningen in aanmerking te komen dient de remigrant: […] j. de leeftijd van 18 jaar te hebben bereikt op het moment dat hij zich in Nederland vestigde’.
2.2.    Anders dan [appellante] betoogt, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de raad van bestuur de aanvraag terecht heeft afgewezen.
[appellante] is op [geboortedatum] 1983 achttien jaar geworden. Op de aanvraag heeft zij aangegeven dat zij sinds 10 augustus 1984 in Nederland verblijft. Zij heeft daarbij verwezen naar een uittreksel uit de basisregistratie personen van 13 maart 2018, waarin als datum van vestiging in Nederland 10 augustus 1984 staat. Op 2 april 1984 is zij in Nederland bevallen van een dochter. Alleen al daarom neemt de raad van bestuur terecht aan dat zij zich vóór 10 augustus 1984 in Nederland heeft gevestigd. Verder voert [appellante] tevergeefs aan dat zij zich begin 1984 in Nederland heeft gevestigd. Een voormalige buurvrouw verklaart weliswaar dat [appellante] in 1984 in Nederland kwam wonen en toen zwanger was, maar deze verklaring gaat over feiten van meer dan 37 jaar geleden en wordt niet ondersteund met objectief verifieerbare gegevens. De in hoger beroep overgelegde brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 9 maart 2023 maakt dit niet anders. In deze brief staat alleen dat [appellante] sinds 11 maart 1986 een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd heeft. Zij heeft hiermee niet onderbouwd dat zij begin 1984 naar Nederland is gekomen.
Anders dan [appellante] betoogt, heeft de raad van bestuur zich in de besluiten terecht gebaseerd op de gegevens uit het schakelregister van de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters. Hierin staat naast de datum van 10 augustus 1984 ook de datum van 25 augustus 1983. De raad van bestuur heeft in beroep toegelicht dat het schakelregister een vestigingsregister is en dat de gegevens die daarin staan, dus gaan over de datum waarop de betrokkenen zich in Nederland hebben geregistreerd. De raad van bestuur heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat gegevens uit het schakelregister van onder meer de douane en de politie komen. De conclusie van de raad van bestuur dat [appellante] zich op 25 augustus 1983 in Nederland heeft gevestigd, wordt bevestigd door een aanvraag van haar van 21 juli 2014 om een pensioenoverzicht en het daaropvolgende pensioenoverzicht van 26 augustus 2014. Op deze documenten staat 25 augustus 1983 als ingangsdatum van haar verblijf in Nederland. Hoewel [appellante] terecht aanvoert dat de datum op die aanvraag al vooraf was ingevuld en gebaseerd is op de gegevens uit het schakelregister, wat het aan haar om deze datum aan te passen op het aanvraagformulier als zij wist dat deze onjuist was.
2.3.    Het betoog slaagt niet.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De raad van bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.R. van Ark, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Ark
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
861-887