ECLI:NL:RVS:2023:3956

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
202204278/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor het verhogen van laagbouw en realiseren van woningen in Haarlem

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], de eigenaar van een woning aan de [locatie C] in Haarlem, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 juni 2022. De rechtbank had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, dat op 5 januari 2021 een omgevingsvergunning verleende voor het verhogen van bestaande laagbouw met twee verdiepingen en het realiseren van twee zelfstandige woningen op het perceel [locatie A]. De vergunning is verleend in overeenstemming met het bestemmingsplan "Frans Hals/Patrimonium" en het "Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018", waarbij de bestemming "Gemengd-4" geldt. Het college oordeelde dat het realiseren van drie woningen niet in strijd was met de bestemming, maar dat het bouwplan wel in strijd was met het bestemmingsplan vanwege de afwijking in de kaphoek en de breedte van de dakkapellen. [appellant] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat de planwetgever niet de bedoeling had om een ongelimiteerd aantal woningen toe te staan en dat de vergunning niet uitvoerbaar was omdat de vergunninghouder niet meer bestond. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 oktober 2023 behandeld en concludeert dat de rechtbank de gronden van [appellant] terecht ongegrond heeft verklaard. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202204278/1/R1.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haarlem,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 10 juni 2022 in zaak nr. 21/3138 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het verhogen van de bestaande laagbouw met twee
verdiepingen en het maken van twee zelfstandige woningen op het perceel [locatie A] in Haarlem (hierna: het perceel).
Bij besluit van 1 juni 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, aan de verleende omgevingsvergunning het voorschrift toegevoegd dat de ramen van de dakkapellen van waaruit zicht is op de percelen [locatie B]
en [locatie C] worden voorzien van melkglas en het besluit van 5 januari 2021 verder, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 10 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. L.M. van den Ende, advocaat te Purmerend, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Gilst, zijn verschenen. Verder is op de zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. D. op de Hoek, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is de eigenaar van de woning aan de [locatie C] in Haarlem. Zijn woning ligt naast het perceel waarvoor de omgevingsvergunning is verleend. Op de locatie geldt het bestemmingsplan "Frans Hals/Patrimonium" en het "Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018". Op het perceel rust de bestemming "Gemengd-4". Op de locatie is wonen toegestaan. Het realiseren van drie woningen is niet in strijd geacht met de bestemming "Gemengd-4". Het bouwplan is wel in strijd geacht met het bestemmingsplan, omdat het bouwplan in een kap met een hoek van 25 graden voorziet in plaats van de voorgeschreven hoek van minimaal 30 graden. Ook is er strijd met het bestemmingsplan omdat het bouwplan voorziet in een dakkapel van meer dan 2,5 meter breed en de totale breedte van de dakkapellen meer bedraagt dan 50% van de breedte van de gevel. Het bouwplan is ook in strijd geacht met de voorschriften van het parapluplan, omdat niet voorzien is in voldoende parkeerruimte. De gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en hun privacy zijn volgens het college echter niet onevenredig nadelig in verhouding tot de belangen die met het bouwplan zijn gediend en de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan reeds biedt. Daarbij houdt het college rekening met de uitvoering van de ramen van de dakkapellen met melkglas. Verder is als voorschrift bij de vergunning opgenomen dat nu en in de toekomst wordt afgezien van het recht op zowel een bewonersparkeervergunning als een zogenoemde bezoekersregeling.
Hoger beroep van [appellant]
2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het niet de bedoeling van de planwetgever was om een ongelimiteerd aantal woningen toe te staan. Hiertoe verwijst hij onder meer naar het oude bestemmingsplan. Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank miskend heeft dat de vergunning niet uitvoerbaar is, omdat [bedrijf], aan wie de vergunning is verleend, niet meer bestaat. [appellant] betoogt tot slot dat het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning, onder afwijking van het bestemmingsplan, niet in overeenstemming heeft gehandeld met het van de gemeentelijke beleidsregels Parkeren deel uitmakende stappenplan.
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4.2, 5.2, 6.1 en 8.2, van de uitspraak van de rechtbank opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
4.       De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de omgevingsvergunning voor twee zelfstandige woningen is aangevraagd en verleend en dat in het bestemmingsplan op de plaats van het perceel [locatie A] geen beperkingen worden gesteld aan het aantal te realiseren woningen. De planregels zijn duidelijk, zodat aan een uitleg van de bedoeling van de planwetgever niet hoeft te worden toegekomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2618). Verder neemt de Afdeling bij haar oordeel in aanmerking dat op de zitting is komen vast te staan dat [bedrijf] op het moment van het besluit op bezwaar nog bestond en dat deze de aanvraag, zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld, namens [belanghebbende] heeft ingediend. De Afdeling neemt bij haar oordeel tot slot in aanmerking dat het college zowel in zijn schriftelijke uiteenzetting als op de zitting bij de Afdeling gemotiveerd heeft toegelicht dat het stappenplan, bedoeld in de Beleidsregels parkeernormen Haarlem, is doorlopen, maar dat dit niet heeft geleid tot het opleggen van de verplichting om twee extra parkeerplaatsen te realiseren. Het bouwplan leidt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet tot extra parkeerdruk, omdat - zoals ook in of krachtens de Beleidsregels is voorzien - door dan wel namens [belanghebbende] is verklaard dat voor nu en in de toekomst door bewoners van de vergunde woningen wordt afgezien van rechten op parkeervergunningen en een bezoekersregeling voor parkeren, en dienaangaande ook een voorschrift aan de verleende omgevingsvergunning is verbonden.
5.       De rechtbank heeft het beroep van Waard daarom terecht ongegrond verklaard.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Yildiz
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
594