ECLI:NL:RVS:2023:3969
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 25 juli 2023 hun beroepen tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris had op 1 en 8 juni 2023 de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdelingen hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl zij ook hoger beroep aantekenden tegen de uitspraak van de rechtbank.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan. De rechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.
Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter, mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in aanwezigheid van de griffier, mr. W.M. Vos.