ECLI:NL:RVS:2023:3969

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
202304881/1/V3 en 202304881/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak hebben vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 25 juli 2023 hun beroepen tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris had op 1 en 8 juni 2023 de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdelingen hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl zij ook hoger beroep aantekenden tegen de uitspraak van de rechtbank.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan. De rechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter, mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in aanwezigheid van de griffier, mr. W.M. Vos.

Uitspraak

202304881/1/V3 en 202304881/2/V3.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 25 juli 2023 in zaken nrs. NL23.16699 en NL23.16846 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 1 en 8 juni 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 14 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
644-1073