ECLI:NL:RVS:2023:3973
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag werd op 8 oktober 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 15 april 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 27 januari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.F. Portier, hoger beroep ingesteld.
De griffier heeft de vreemdeling op 22 februari 2023 geïnformeerd over de verplichting tot betaling van griffierecht voor het hoger beroep. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de vreemdeling het griffierecht niet tijdig voldaan. De griffier heeft haar op 27 maart 2023 en opnieuw op 17 april 2023 gewezen op de gevolgen van het niet betalen van het griffierecht. Aangezien de vreemdeling geen redenen heeft aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, heeft de Raad van State besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 oktober 2023, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer heeft gefungeerd, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.