ECLI:NL:RVS:2023:3994
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 1 april 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 31 maart 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 12 september 2023 het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank vernietigde de afwijzing van de staatssecretaris en bepaalde dat deze binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven over haar standpunt.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de staatssecretaris is afgewezen, en hij is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 837,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 oktober 2023.