ECLI:NL:RVS:2023:4069

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
202304416/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag uitstel van vertrek vreemdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 12 juli 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling om uitstel van vertrek krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) buiten behandeling gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 1 december 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 15 juni 2023 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 november 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304416/1/V2.
Datum uitspraak: 2 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 15 juni 2023 in zaak nr. NL22.25077 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 1 december 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.          Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1        Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.          Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2023
314-1065