ECLI:NL:RVS:2023:4090

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
BRS.23.000014
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en afwijzing van proceskostenveroordeling

Op 8 november 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 3 oktober 2023 geoordeeld dat de vreemdeling, die op 13 september 2023 in bewaring was gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, recht had op schadevergoeding. De vreemdeling had echter hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Oss.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL23.28897, die betrekking had op de bewaring, niet ontvankelijk was. De rechtbank had in haar uitspraak ten onrechte vermeld dat er wel hoger beroep mogelijk was, maar de Afdeling was van mening dat de vreemdeling alleen onvrede had over de schadevergoeding, wat geen grond voor hoger beroep biedt. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Wat betreft het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL23.28798, die betrekking had op de afwijzing van de proceskostenveroordeling, oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had geen fouten gemaakt en de uitspraak werd bevestigd. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen in de eerste zaak en bevestigde de uitspraak van de rechtbank in de tweede zaak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 november 2023.

Uitspraak

BRS.23.000014
Datum uitspraak: 8 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 oktober 2023 in zaken nrs. NL23.28897 en NL23.28798 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 3 oktober 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, schadevergoeding toegekend en het verzoek van de vreemdeling in het ingetrokken beroep tegen de ophouding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [de vreemdeling], vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
Hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL23.28897 (bewaring)
1.       De rechtbank heeft in haar uitspraak beslist op een verzoek om schadevergoeding (artikel 106 van de Vw 2000). Omdat de vreemdeling het alleen daarmee oneens is, kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000).
Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL23.28798 (afwijzing proceskostenveroordeling)
3.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen tegen de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL23.28897;
II.       bevestigt de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL23.28898.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023
347