ECLI:NL:RVS:2023:4101

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
202200919/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en uitstel van vertrek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 28 mei 2021 de aanvragen van de vreemdeling afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 21 oktober 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 januari 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.S. van Aken, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 7 november 2023 door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.

Uitspraak

202200919/1/V3.
Datum uitspraak: 7 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 14 januari 2022 in zaak nr. 21/6141 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen en om haar krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 oktober 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, advocaat te Zierikzee, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 4.2-4.3, 5.3 en 6.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nouta
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2023
872-981