ECLI:NL:RVS:2023:4101
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en uitstel van vertrek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 28 mei 2021 de aanvragen van de vreemdeling afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 21 oktober 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 januari 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.S. van Aken, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 7 november 2023 door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.