ECLI:NL:RVS:2023:4122

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
202204989/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Gundelach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor het wijzigen van gevelindelingen in Lexmond

Op 8 november 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 juli 2022. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 18 mei 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden is verleend aan [vergunninghouder] voor het wijzigen van gevelindelingen op het perceel [locatie A] in Lexmond, specifiek voor het realiseren van een erker. Deze erker is in strijd met het bestemmingsplan, dat bepaalt dat de bouwhoogte van erkers niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw. Het college heeft echter met toepassing van artikel 36.7 van de planregels en artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van deze regel afgeweken.

[appellante], wonend op het perceel [locatie B] te Lexmond, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het college op 20 september 2021. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 7 juli 2022 het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 23 oktober 2023 zijn zowel [appellante] als het college vertegenwoordigd door mr. A.M.J. de Braal verschenen.

De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor afwijking van het bestemmingsplan en dat er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog van [appellante] dat de bouwwerkzaamheden schade toebrengen aan haar perceel en woon- en leefklimaat, werd niet geaccepteerd, aangezien deze gevolgen in het kader van de omgevingsvergunningverlening buiten beschouwing blijven. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen omstandigheden zijn die een veroordeling tot schadevergoeding rechtvaardigen.

Uitspraak

202204989/1/R4.
Datum uitspraak: 8 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Lexmond, gemeente Vijfheerenlanden,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 7 juli 2022 in zaak nr. 21/4339 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2021 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van gevelindelingen op het perceel [locatie A] in Lexmond.
Bij besluit van 20 september 2021 heeft het college het door
[appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college en [vergunninghouder] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 23 oktober 2023, waar [appellante], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.J. de Braal, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het college heeft bij besluit van 18 mei 2021 aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van gevelindelingen op het perceel [locatie A] in Lexmond. Meer specifiek gaat het om het realiseren van een erker.
De erker is in strijd met het bestemmingsplan, omdat op grond van artikel 19.2.2, onder h, sub 3 van de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied Zederik de bouwhoogte van erkers niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw. Het college is met toepassing van artikel 36.7 van de planregels in samenhang gelezen met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van de hiervoor genoemde planregel afgeweken en heeft zijn medewerking verleend aan het bouwplan voor de erker.
2.       [appellante] woont op het perceel [locatie B] te Lexmond.
3.       In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van [appellante] ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank onder andere overwogen dat het college ten behoeve van het bouwen van de erker van het bestemmingsplan heeft mogen afwijken, omdat het college voldoende heeft gemotiveerd dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 36.7 van de planregels en dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Ook heeft de rechtbank overwogen dat [appellante] de stelling, dat de gemeente en de Commissie bezwaarschriften Vijfheerenlanden partijdig zijn, niet heeft onderbouwd en dat voor die stelling in het dossier geen aanknopingspunten zijn te vinden.
Beoordeling van het hoger beroep
Verloop zitting bij de rechtbank
4.       Het betoog van [appellante], dat zij ten onrechte haar pleitnota niet heeft mogen voordragen of overleggen op de zitting van de rechtbank, slaagt niet. Op grond van artikel 8:61, eerste lid, van Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de voorzitter de leiding van de zitting. Het was dus aan de voorzitter om de orde op de zitting te bepalen. Er is geen rechtsregel die zich ertegen verzet dat op de zitting eerst wordt begonnen met het stellen van vragen en partijen daarna de gelegenheid krijgen in te gaan op punten die nog niet behandeld zijn, zoals in dit geval ook is gebeurd. Vergelijk in dit verband de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:307.
Bouwwerkzaamheden
5.       Het betoog van [appellante] dat de bouwwerkzaamheden van de erker voor schade zorgen aan haar perceel en haar woon- en leefklimaat aantasten, kan niet leiden tot vernietiging van het besluit van 20 september 2021. Die gevolgen blijven in het kader van de hier aan de orde zijnde omgevingsvergunningverlening in beginsel buiten beschouwing. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Overige gronden
6.       De gronden die [appellante] voor het overige in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank.
Conclusie en slot
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
8.       [appellante] heeft ook verzocht om schadevergoeding. Uit de bevestiging van de uitspraak van de rechtbank volgt dat zich geen van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb opgenomen omstandigheden voordoen op grond waarvan een veroordeling tot schadevergoeding kan worden uitgesproken. Alleen al daarom zal het verzoek worden afgewezen.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023
776