202201467/1/A3.
Datum uitspraak: 8 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 januari 2022 in zaak nr. 21/283 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2020 heeft het college, voor zover hier van belang, het verzoek van [appellant] om informatie openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
Bij besluit van 11 november 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M.J. Wijnen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft de Faculteit Tandheelkunde van de Universiteit van Amsterdam op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van alle beschikbare documentatie over de broncode van het door de Faculteit in gebruik zijnde softwareprogramma Emago. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat het geen bestuurlijke aangelegenheid betreft.
De rechtbank heeft - onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:322 - geoordeeld dat het college de broncode en de bijbehorende documentatie niet openbaar hoefde te maken, omdat in dit geval geen sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid. 2. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Het besluit op het verzoek van [appellant] en het besluit op bezwaar dateren van vóór 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit geding de Wob nog van toepassing is.
3. [appellant] betoogt dat hij persoonlijk belang heeft bij zijn Wob-verzoek. Hij is zelf patiënt geweest en zijn gegevens zijn opgeslagen in de EMAGO software. Hij stelt dat "Open source" de nieuwe veldnorm is die door de huidige regering is vastgesteld.
3.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Wob wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
De Afdeling heeft eerder overwogen dat het begrip 'bestuurlijke aangelegenheid', gelet op het doel van de Wob, ziet op het openbaar bestuur in al zijn facetten. Het betreft niet alleen het externe optreden van het bestuur, maar ook de interne organisatie. Onderzoeksgegevens die bij de uitvoering van een wetenschappelijke taak van een bestuursorgaan louter met een wetenschappelijk oogmerk tot stand zijn gekomen en geen betrekking hebben op de bestuursvoering van het bestuur, betreffen echter geen bestuurlijke aangelegenheid. Zie de uitspraak van 18 januari 2023 ECLI:NL:RVS:2023:193 en de onder 1 genoemde uitspraak van 31 januari 2018. 3.2. Emago werd bij de Faculteit Tandheelkunde gebruikt voor het opslaan en raadplegen van gegevens van patiënten. De ontwikkeling en het gebruik van het programma had slechts een wetenschappelijk doel. De broncode en bijbehorende documenten betreffen niet de interne organisatie of de bestuursvoering van de Universiteit van Amsterdam. Dat het mede gaat om patiëntengegevens maakt dat niet anders, gelet op de verwevenheid met onderwijs en wetenschap. Het college en de rechtbank hebben daarom terecht overwogen dat geen sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid. Het enkele feit dat "Open Source", naar [appellant] stelt, nu door de regering als veldnorm is vastgesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Verder is het door [appellant] gestelde persoonlijk belang bij openbaarmaking niet bepalend voor de vraag of het college verplicht is tot openbaarmaking. Wat [appellant] aanvoert over concurrentievervalsing is evenmin van belang, omdat dat geen criterium is voor openbaarmaking. De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, terecht geoordeeld dat het college het verzoek heeft mogen afwijzen.
4. Voor zover [appellant] heeft verwezen naar de gronden die hij bij de rechtbank heeft aangevoerd, overweegt de Afdeling dat de rechtbank daar gemotiveerd op is ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden onjuist of onvolledig zou zijn.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023
190-1050