ECLI:NL:RVS:2023:417

Raad van State

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
202200733/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. J. Gundelach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Wederikdreef te Nuenen en de gevolgen voor omwonenden

Op 1 februari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Wederikdreef te Nuenen". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten op 16 december 2021, maakt het mogelijk om woningen te realiseren aan de Wederikdreef. Woningstichting Helpt Elkander, de initiatiefnemer, heeft plannen gepresenteerd voor de bouw van 18 sociale huurappartementen en 23 zorgwoningen. Drie appellanten, omwonenden van het plangebied, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij ontevreden zijn over de wijze waarop het plan tot stand is gekomen en de gevolgen voor hun woonomgeving.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 12 december 2022, waar de appellanten bijgestaan werden door mr. J. Breeuwer, en de raad vertegenwoordigd was door R. Klaver en A. Kruyzen. De appellanten hebben hun bezwaren geuit over het participatietraject, de omvang en uitstraling van de beoogde bebouwing, de groenvoorzieningen en de parkeerdruk in de omgeving. De raad heeft echter betoogd dat het participatietraject zorgvuldig is doorlopen en dat de plannen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de bezwaren van de appellanten niet opwegen tegen de belangen van de ontwikkeling. De raad heeft voldoende rekening gehouden met de betrokken belangen en de Afdeling heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Wet ruimtelijke ordening. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de mogelijkheid om het bestemmingsplan uit te voeren, ondanks de bezwaren van de omwonenden.

Uitspraak

202200733/1/R2.
Datum uitspraak: 1 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3.       [appellant sub 3], wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Wederikdreef te Nuenen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 12 december 2022, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. J. Breeuwer, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. J. Breeuwer, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door R. Klaver, vergezeld door A. Kruyzen, zijn verschenen. Verder is op de zitting Woningstichting Helpt Elkander, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan maakt het mogelijk om woningen te realiseren aan de Wederikdreef te Nuenen. Woningstichting Helpt Elkander, de initiatiefnemer, wil om binnen het plangebied 18 sociale huurappartementen en 23 zorgwoningen te realiseren.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3], omwonenden van het plangebied, zijn ontevreden over de wijze waarop het plan tot stand is gekomen. Zij kunnen zich daarom niet verenigen met het plan.
Toetsingskader
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgronden
3.       Op de zitting hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hun betoog over de toename van geluidbelasting op hun woningen ingetrokken. Zij hebben hun betoog dat het plan ten onrechte de mogelijkheid bevat om het aantal woningen te kunnen vergroten, ook ingetrokken.
Participatie
4.       [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het participatietraject onzorgvuldig is doorlopen en dat er door de raad slecht is gecommuniceerd. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] voeren aan dat er van te voren niet was gecommuniceerd dat er tijdens de eerste informatiebijeenkomst gestemd zou worden over de indeling van het plangebied. [appellant sub 2] stelt verder dat er tijdens de informatiebijeenkomsten geen ruimte werd geboden om te spreken over het hogere aantal woningen. Bovendien heeft het leveren van inspraak volgens hem weinig opgeleverd.
4.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan tot stand is gekomen na een uitgebreide voorbereidingsprocedure. Zo zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het plan opgenomen in de "Structuurvisie Nuenen Zuid" (hierna: de structuurvisie), dat door de raad is vastgesteld op 25 april 2019. Voor het opstellen van de structuurvisie is er eerst met Woningstichting Helpt Elkander een wandeling gemaakt door de wijk, waarbij de ruimtelijke opgaven voor het gebied zijn besproken. Vervolgens hebben er gesprekken plaatsgevonden om de visie en wensen van partijen inzichtelijk te maken en te komen tot mogelijke ontwikkelperspectieven voor Nuenen-Zuid. Hierna hebben er voor het plangebied twee werksessies met omwonenden plaatsgevonden. Tijdens de eerste werksessie is geïnventariseerd wat de omwonenden belangrijk vinden bij de herontwikkeling van het plangebied. Deze informatie is daarna in drie verschillende stedenbouwkundige modellen verwerkt. Bij de tweede werksessie is aan de omwonenden gevraagd wat de voor- en nadelen van de verschillende modellen zijn en wat het zou kunnen betekenen voor de stedenbouwkundige randvoorwaarden. De afweging van de verschillende belangen is vervolgens vertaald naar de stedenbouwkundige randvoorwaarden zoals die zijn opgenomen in de structuurvisie, zo stelt de raad.
Woningstichting Helpt Elkander heeft drie informatieavonden georganiseerd en omwonenden uitgenodigd per brief. Tijdens de eerste informatieavond zijn drie varianten voor de invulling van het plangebied gepresenteerd. Woningstichting Helpt Elkander heeft deze varianten ontwikkeld op basis van het woningbouwprogramma en de stedenbouwkundige randvoorwaarden uit de structuurvisie. Bij elke variant is een toelichting gegeven over het aantal te realiseren woningen, de bezonningssituatie, privacy, parkeervoorzieningen en de groenvoorzieningen. Vervolgens is geïnventariseerd welke van de drie varianten de voorkeur had bij de aanwezigen. De resultaten van deze inventarisering zijn op de tweede informatieavond gepresenteerd. Gebleken is dat er een duidelijke voorkeur bestond voor varianten 2 en 3, waarbij variant 3 bij iets meer aanwezigen de voorkeur had. Op de tweede informatieavond is door de aanwezigen desgevraagd aangegeven dat er geen behoefte bestond aan een nieuwe inventarisatie met betrekking tot varianten 2 en 3.
Volgens de raad was het wellicht beter geweest als in de uitnodiging voor de eerste informatieavond was vermeld dat er een inventarisatie zou plaatsvinden. Maar de raad benadrukt dat sprake is geweest van een inventarisatie van voorkeuren en belangen van de omwonenden en dat het niet ging om een alles bepalende stemming. De omstandigheid dat uit de inventarisatie is gebleken dat variant 3 het meeste draagvlak had bij de toen aanwezigen, is weliswaar ondersteunend geweest voor de keuze voor deze variant, maar is voor de raad daarvoor niet doorslaggevend geweest. Uiteindelijk is voor deze variant gekozen, omdat de L-vormige opzet de meeste ruimte biedt voor kwaliteit. Zo zorgt het voor een goede integratie tussen de twee delen van het gebouw, hoeft er maar één lift geplaatst te worden en is er meer ruimte voor groenvoorzieningen en parkeerplaatsen. Deze variant heeft om die redenen ook de voorkeur van het Team Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: het TRK).
Door de raad is tot slot toegelicht dat het bouwplan is aangepast naar aanleiding van de wensen en ideeën die omwonenden tijdens de informatieavonden naar voren hebben gebracht en de adviezen van het TRK. Zo is het gebouw aan de zijde van de Vallestap (voor een deel) voorzien van een schuine kap, heeft het ontwerp een haakse vorm gekregen en is het gehele blok iets naar het noorden verschoven, waardoor de afstand tot de woningen aan de Sleedoornlaan is vergroot.
4.2.    De Afdeling stelt vast dat het plan in overeenstemming met de Wet ruimtelijke ordening is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze wetten verplichten niet tot het voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan doorlopen van een participatietraject.
Hoewel het voor de Afdeling duidelijk is dat [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ontevreden zijn over het participatieproces, kan de stelling dat het participatieproces op onzorgvuldige wijze is doorlopen, geen reden vormen voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet in stand kan blijven. Door de raad is erkend dat het wellicht beter was geweest als in de uitnodiging voor de eerste informatieavond was vermeld dat er een inventarisatie zou plaatsvinden. Daarbij heeft de raad toegelicht dat de inventarisatie niet doorslaggevend is geweest, maar samen met de adviezen van het TRK en de afweging van de betrokken belangen heeft geleid tot de keuze voor variant 3.
Het betoog slaagt niet.
Omvang, uitstraling en indeling
5.       [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] stellen dat de beoogde bebouwing vanwege de omvang niet past in de omgeving. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] stellen verder dat de beoogde bebouwing qua uitstraling niet uniform is met de woningen in de omgeving, omdat ze niet voorzien zijn van een puntdak op de figuren 2.4b en 2.5b van de plantoelichting. Daarnaast kunnen [appellant sub 1] en [appellant sub 3] zich niet vinden in de indeling van het zuidelijke bouwdeel, zoals is weergegeven op de figuren 2.5b en 2.6 van de plantoelichting, omdat de woningen op de eerste verdieping binnenpandse ingangen hebben. Als gevolg hiervan zijn de ramen en balkons aan de zijde van de Sleedoornlaan gevestigd, waardoor de bewoners bij de woningen aan de Sleedoornlaan naar binnen kunnen kijken.
5.1.    Artikel 5.2.2 van de planregels luidt:
"Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ gelden de volgende regels:
[…];
f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’;
[…]."
De Afdeling stelt vast dat aan gronden binnen het linker gedeelte van de aanduiding ‘bouwvlak’ de aanduiding ‘maximum bouwhoogte: 11 m’ is toegekend. Daarnaast stelt de Afdeling vast dat aan de gronden binnen het rechter gedeelte van de aanduiding ‘bouwvlak’ de aanduiding ‘maximum bouwhoogte: 7 m’ is toegekend.
5.2.    De Afdeling stelt voorop dat een plantoelichting op zichzelf geen juridisch bindende betekenis heeft. Dit betekent dat aan de dakvorm en de indeling van de beoogde bebouwing, zoals weergegeven op de figuren van de plantoelichting waar [appellant sub 1] en [appellant sub 3] naar verwijzen, geen juridisch bindende betekenis toekomt. Daarbij merkt de Afdeling volledigheidshalve op dat de dakvorm en de indeling, zoals weergegeven op de figuren in de plantoelichting, ook niet zijn vastgelegd in de planregels zelf. Alleen al hierom kan het betoog in zoverre niet leiden tot een vernietiging van het plan.
In het betoog dat de omvang van de beoogde bebouwing niet in de omgeving past, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat door de raad is toegelicht dat het bestemmingsplan "Nuenen Zuidoost" voorziet in de mogelijkheid om in de directe omgeving van het plangebied woningen met een maximum bouwhoogte van 10 m te realiseren. Bovendien past de omvang van de beoogde bebouwing binnen de stedenbouwkundige randvoorwaarden van de structuurvisie.
Het betoog slaagt niet.
Groenvoorzieningen
6.       [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen dat het plan niet waarborgt dat er voldoende groenvoorzieningen gerealiseerd zullen worden. Zij voeren aan dat de raad een voorwaardelijke verplichting in de planregels had moeten opnemen op grond waarvan uitvoering gegeven moet worden aan de beeldkwaliteitsrichtlijnen van het TRK. Zij voeren daarnaast aan dat nu blijkt dat er vier bomen gerooid moeten worden ten behoeve van het plan, terwijl er op de informatiebijeenkomst is meegedeeld dat er slechts één boom met een mindere kwaliteit gerooid zou worden.
6.1.    In wat [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de groenvoorzieningen had moeten waarborgen door een voorwaardelijke verplichting op te nemen in de planregels. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad tijdens de zitting heeft toegelicht dat het weliswaar de bedoeling is dat de groenvoorzieningen in overeenstemming met de beeldkwaliteitsrichtlijnen van het TRK worden uitgevoerd, en dat deze richtlijnen daarom onderdeel uitmaken van de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en Woonstichting Helpt Elkander, maar dat de groenvoorzieningen niet noodzakelijk zijn voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan.
Over de stelling dat er niet één, maar vier bomen gerooid moeten worden voor het plan, overweegt de Afdeling dat de raad zowel in het verweerschrift als op de zitting heeft bevestigd dat er voor het plan één boom gerooid hoeft te worden, te weten de boom met de kwaliteit ‘laag’ op de hoek van de Vallestap en Sleedoornlaan. De overige bomen aan de Sleedoornlaan, waaronder de twee waardevolle bomen op de hoek van de Vallestap en de Sleedoornlaan, blijven behouden.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
7.       [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen dat er ten onrechte zeven openbare parkeerplaatsen worden ingezet om in de parkeerbehoefte van het plan te voorzien. Zij voeren aan dat er in de bestaande situatie al sprake is van een hoge parkeerdruk. Door openbare parkeerplaatsen in te zetten ten behoeve van het plan zal de parkeerdruk verder toenemen.
7.1.    De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de omgeving. De parkeerbehoefte van het plan is berekend aan de hand van de kengetallen van het CROW. De totale parkeerbehoefte bedraagt, inclusief het dubbelgebruik, 34 parkeerplaatsen. In de structuurvisie is opgenomen dat parkeren moet plaatsvinden op eigen terrein of op parkeerplaatsen die redelijkerwijs toe te rekenen zijn aan de ontwikkeling. Binnen het plangebied is er ruimte voor 32 parkeerplaatsen op eigen terrein. In de overige twee parkeerplaatsen kan worden voorzien met twee van de bestaande parkeerplaatsen aan de Wederikdreef. In de huidige parkeerstrook aan de Wederikdreef is namelijk ruimte voor tien voertuigen. De woningen tegenover de ontwikkeling hebben een gezamenlijke parkeerbehoefte van drie parkeerplaatsen. Van de overige zeven parkeerplaatsen komen er drie te vervallen in verband met de aanleg van de inrit en de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers. Met twee van de vier resterende parkeerplaatsen kan in de resterende parkeerbehoefte van het plan worden voorzien.
De Afdeling is verder van oordeel dat de raad aannemelijk heeft gemaakt dat de beoogde ontwikkeling en het inzetten van twee bestaande parkeerplaatsen voor deze ontwikkeling niet leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de omgeving van het plangebied. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de parkeerdruk binnen 100 m loopafstand van het plangebied is onderzocht door Buiten Ruimte door op vier verschillende momenten metingen uit te voeren. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het onderzoeksrapport van 3 juni 2021, dat als bijlage 7 bij de plantoelichting is gevoegd. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de hoogst gemeten bezettingsgraad 37% bedraagt. Op het moment dat de twee bestaande parkeerplaatsen worden ingezet voor de beoogde ontwikkeling, wordt deze bezettingsgraad verhoogd naar 38%. Dit betekent dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er binnen 100 m loopafstand van het plangebied voldoende restcapaciteit is om het tekort aan twee parkeerplaatsen op eigen terrein te compenseren in de openbare ruimte.
Het betoog slaagt niet.
Recreatieruimte
8.       In wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd over de voor de nieuwe bewoners ontbreken van recreatieruimte buiten het woongebouw, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet mocht vaststellen. Er bestond geen verplichting om in zo’n buitenrecreatieruimte op het eigen terrein van een woningbouwontwikkeling te voorzien.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       De beroepen zijn ongegrond.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023
884