ECLI:NL:RVS:2023:4174

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
202305863/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Oostenrijk

Op 9 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 26 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep op 7 september 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Oostenrijk op 10 november 2023 achterwege blijft.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling in overweging genomen. De verantwoordelijkheid van Oostenrijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op basis van de Dublinverordening, en de overdrachtstermijn verstrijkt op 24 november 2023. De voorzieningenrechter concludeert dat de overdracht aan Oostenrijk geen onomkeerbare gevolgen heeft en dat, mocht Nederland uiteindelijk verantwoordelijk worden geacht, de vreemdeling vanuit Oostenrijk kan worden teruggeleid naar Nederland.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 november 2023.

Uitspraak

202305863/2/V2.
Datum uitspraak: 9 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 september 2023 in zaak nr. NL23.21605 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 7 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Oostenrijk op 10 november 2023 achterwege blijft, dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de verantwoordelijkheid van Oostenrijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op grond van de Dublinverordening en dat de overdrachtstermijn op 24 november 2023 verstrijkt. De overdracht van de vreemdeling aan Oostenrijk heeft verder geen onomkeerbare gevolgen. Mocht uiteindelijk blijken dat Nederland verantwoordelijk moet worden geacht voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, dan kan de vreemdeling vanuit Oostenrijk worden teruggeleid naar Nederland.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Baldinger
voorzieningenrechter
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2023
936