ECLI:NL:RVS:2023:4205

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
202204725/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering uitstel van uitzetting op basis van medische redenen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juni 2021 ambtshalve geweigerd om te bepalen dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege zou blijven, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, stelde dat hij onder medische behandeling stond en dat dit aanleiding moest geven voor uitstel van vertrek.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 14 november 2023 behandeld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was voor verder onderzoek, omdat uit de brief van de regiebehandelaar bleek dat de behandeling was afgesloten en de klachten van de vreemdeling waren verminderd. De Raad van State oordeelde dat het door de vreemdeling overgelegde patiëntdossier niet voldoende bewijs bood voor de stelling dat hij onder medische behandeling stond die uitstel van vertrek rechtvaardigde.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202204725/1/V3.
Datum uitspraak: 14 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 12 juli 2022 in zaak nr. NL21.12181 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2021 heeft de staatssecretaris ambtshalve geweigerd krachtens artikel 64 van de Vw 2000 te bepalen dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft.
Bij uitspraak van 12 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen aanleiding bestaat om verder onderzoek te doen, omdat uit de brief van de regiebehandelaar blijkt dat de behandeling is afgesloten en de klachten zijn verminderd. Anders dan de vreemdeling betoogt, volgt uit het door hem overgelegde patiëntdossier niet dat hij onder medische behandeling staat op basis waarvan uitstel van vertrek verleend moet worden.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2023
872