ECLI:NL:RVS:2023:4205
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering uitstel van uitzetting op basis van medische redenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juni 2021 ambtshalve geweigerd om te bepalen dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege zou blijven, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, stelde dat hij onder medische behandeling stond en dat dit aanleiding moest geven voor uitstel van vertrek.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 14 november 2023 behandeld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was voor verder onderzoek, omdat uit de brief van de regiebehandelaar bleek dat de behandeling was afgesloten en de klachten van de vreemdeling waren verminderd. De Raad van State oordeelde dat het door de vreemdeling overgelegde patiëntdossier niet voldoende bewijs bood voor de stelling dat hij onder medische behandeling stond die uitstel van vertrek rechtvaardigde.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.