ECLI:NL:RVS:2023:4250

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
202302172/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing examencommissie Technische Universiteit Eindhoven inzake tentamen Electromagnetics II

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van [appellant] tegen de beslissing van het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Eindhoven. De examencommissie had op 17 juni 2022 het verzoek van [appellant] ingewilligd om het tentamen Electromagnetics II (5EPBO) af te leggen zonder deelname aan de Student-Led Tutorials (SLT’s) vanwege zijn functiebeperking. Echter, het college verklaarde op 8 maart 2023 het door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond, omdat [appellant] niet had aangetoond dat de examencommissie niet voldoende aan zijn verzoek had voldaan.

Tijdens de zitting op 29 augustus 2023, waar zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren, werd de zaak besproken. [appellant] had verzocht om aanhouding van het beroep in afwachting van een andere procedure, maar de Afdeling oordeelde dat de brief van het college van bestuur geen rechtsgevolg had en dat het indienen van beroepsgronden niet belemmerd werd. De Afdeling concludeerde dat [appellant] niet had aangetoond waarom de beslissing van het college onjuist was, en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd opgemerkt dat er een nieuw verzoek van [appellant] bij de examencommissie was ingediend voor het studiejaar 2022/2023, dat in afwachting was van de nieuwe Onderwijs- en Examenregeling.

De Afdeling benadrukte het belang van een integrale oplossing voor de geschillen en moedigde [appellant] aan om een vertrouwenspersoon aan te stellen om hem te ondersteunen in zijn contacten met de universiteit. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.

Uitspraak

202302172/1/A2.
Datum uitspraak: 15 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Eindhoven (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 17 juni 2022 heeft de examencommissie Electrical Engineering van de Technische Universiteit Eindhoven (hierna: de examencommissie) het verzoek [appellant] om het tentamen Electromagnetics II (5EPBO) in het studiejaar 2021/2022 af te mogen leggen zonder voorafgaand deelgenomen te hebben aan Student-Led Tutorials (hierna: SLT’s), ingewilligd.
Bij beslissing van 8 maart 2023 heeft het college het door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 augustus 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. dr. L.L.M. Prinsen en mr. A.D. van Eggelen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de examencommissie, vertegenwoordigd door haar voorzitter prof. dr. S. Weiland, gehoord.
Overwegingen
1.       [appellant] heeft de examencommissie op 5 april 2022 verzocht om het tentamen voor het vak Electromagnetics II (5EPBO) in verband met zijn functiebeperking af te mogen leggen zonder dat hij gedurende het semester deel heeft genomen aan de SLT’s. De examencommissie heeft dit verzoek ingewilligd voor het tentamen en het hertentamen in het studiejaar 2021/2022.
Aan de beslissing van 8 maart 2023 heeft het college ten grondslag gelegd dat de examencommissie volledig aan het verzoek tegemoet is gekomen en [appellant] niet concreet heeft gemaakt waarom de examencommissie niet of onvoldoende tegemoet gekomen is aan zijn verzoek.
2.       [appellant] heeft verzocht om het beroep aan te houden totdat de Afdeling een oordeel heeft gegeven in de procedure met zaaknummer 202303700/1/A2. In die procedure is het karakter van een door het college van bestuur aan [appellant] gezonden brief aan de orde. [appellant] heeft die brief opgevat als een waarschuwing die kan leiden tot schorsing of verwijdering van de opleiding. Die waarschuwing kan er volgens hem toe leiden dat hij van de opleiding wordt verwijderd als hij in de onderhavige zaak zijn gronden indient.
2.1.    Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2023:4160, heeft de Afdeling geoordeeld dat deze brief geen op rechtsgevolg gerichte beslissing bevat en daarmee ook geen waarschuwing is in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
3.       [appellant] heeft in zijn beroepschrift, en ook ter zitting, niet aangegeven waarom de beslissing van het college onjuist is. Hij is daartoe ruimschoots in de gelegenheid gesteld. Naar het oordeel van de Afdeling stond de brief van het college van bestuur niet in de weg aan het indienen van beroepsgronden in deze zaak, alleen al omdat in de brief niet kan worden gelezen dat het indienen van beroepsgronden tot enig gevolg voor [appellant] zal kunnen leiden. Het beroep is daarom ongegrond.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
5.       De Afdeling merkt op dat [appellant] op 21 juni 2022 een nieuw verzoek bij de examencommissie heeft ingediend voor het studiejaar 2022/2023. De examencommissie heeft dit verzoek aangehouden in afwachting van de bekendmaking van de nieuwe Onderwijs- en Examenregeling waaraan zij het verzoek moet toetsen. Die regeling is inmiddels vastgesteld. De Afdeling gaat er vanuit dat de examencommissie dan ook op korte termijn op dit verzoek beslist.
6.       De Afdeling stelt overigens vast dat beide partijen belang hebben bij de vaststelling van een plan voor de lange termijn met een integrale oplossing van de verschillende geschillen en de wijze waarop [appellant] de nog openstaande 35 ECTS kan behalen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft een dergelijke oplossing de voorkeur boven het voeren van juridische procedures. Vanuit de Technische Universiteit Eindhoven is er op aangedrongen dat [appellant] een vertrouwenspersoon aanstelt die hem kan ondersteunen in zijn contacten met de universiteit. De Afdeling geeft [appellant] sterk in overweging om actief mee te denken wie die vertrouwenspersoon zou kunnen zijn, dan wel zelf iemand aan te dragen die zijn vertrouwen geniet en die deze rol op zich kan nemen. Een dergelijke vertrouwenspersoon kan dan ook behulpzaam zijn bij het bereiken van een integrale oplossing, zoals hiervoor beschreven.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023
705-1043