ECLI:NL:RVS:2023:4306

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
202305295/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Tarwestraat 2022 in Purmerend

Op 22 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Tarwestraat 2022" in Purmerend. Dit plan, vastgesteld door de raad op 29 juni 2023, voorziet in de realisatie van maximaal 21 woningen op een onbebouwd perceel aan de Tarwestraat. Verzoekers, bewoners van de Tarwestraat, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich niet kunnen verenigen met het plan, ondanks de erkende behoefte aan woningbouw in de gemeente.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de overwegingen werd ingegaan op verschillende aspecten, waaronder wateroverlast, ruimtelijke inpassing, verkeersveiligheid, luchtkwaliteit en flora en fauna. De raad heeft voldoende maatregelen getroffen om wateroverlast te voorkomen en de verkeersveiligheid te waarborgen. Ook is vastgesteld dat het plan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit en dat de flora en fauna niet in gevaar komen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek te honoreren, en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202305295/4/R1.
Datum uitspraak: 22 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Purmerend,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Purmerend,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de raad het plan "Tarwestraat 2022" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Tevens hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Intermaris - wooncorporatie - heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 november 2023, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door S. Koot, zijn verschenen. Ook is Stichting Intermaris, vertegenwoordigd door mr. J.J.  de Boer, advocaat te Hoorn, als partij ter zitting gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 21 woningen op een perceel aan de Tarwestraat in Purmerend. Daartoe zijn aan de gronden de bestemmingen "Wonen", "Verkeer" en "Groen" toegekend. Het plangebied is momenteel onbebouwd en is gelegen aan de achterzijde van een gymzaal en aan de zijde van de woonbebouwing aan de Tarwestraat en de garageboxen.
3.       [verzoeker] en anderen wonen allen aan de Tarwestraat. Zij bestrijden weliswaar niet dat binnen de gemeente behoefte bestaat aan woningbouw, maar kunnen zich niet met het vastgestelde plan verenigen.
Spoedeisend belang
4.       Stichting Intermaris heeft ter zitting toegelicht dat het terrein op korte termijn bouwrijp zal worden gemaakt en de aanvraag om een omgevingsvergunning zo snel mogelijk zal worden ingediend. Gelet hierop bestaat een spoedeisend belang bij het verzoek.
Toetsingskader
5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt te zijner tijd niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Wateroverlast
6.       [verzoeker] en anderen vrezen dat de wateroverlast in hun tuinen vergroot zal worden met de voorziene ontwikkeling. In dat kader voeren zij aan dat een hoogteverschil bestaat tussen het plangebied en hun percelen, omdat de planlocatie hoger ligt dan hun achterliggende tuinen.
6.1.    In paragraaf 5.14 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect water. Daarin staat dat het plan leidt tot 2.020 m² extra verharding en dat 10% daarvan moet worden gecompenseerd in hetzelfde peilgebied. Ten aanzien van de noodzakelijke watercompensatie staat in de plantoelichting dat binnen het plangebied geen open water kan worden gerealiseerd. In overleg met het waterschap is daarom gekeken naar een oplossing elders. Die is gevonden aan de Riek- en Gaffelstraat die in hetzelfde peilgebied liggen. Over het genoemde hoogteverschil heeft de raad toegelicht dat uit metingen is gebleken dat de hoogte ter plaatse varieert, maar dat geen toename van wateroverlast wordt verwacht. Er zullen namelijk compenserende maatregelen worden getroffen. Tussen de te realiseren verharde oppervlakten is waterdoordringbare grond aanwezig om het regenwater af te voeren naar het grondwater. De aan te leggen regenwaterriolering en drainage zullen er voor zorgen dat de regen die op daken en bestrating valt, wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Onder het parkeerterrein wordt 97 m³ waterberging gerealiseerd en aan de westzijde van het plangebied worden waterdoorlatende parkeerplaatsen met grastegels aangelegd. Zo nodig zullen ook aanvullende maatregelen worden getroffen. Deze worden later verder uitgewerkt. Ter borging daarvan staat in artikel 8.3 van de planregels dat de aanvraag omgevingsvergunning getoetst zal worden aan het document Basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw 3.0, dat als bijlage 7 bij de toelichting is gevoegd. Hierin is beschreven waar nieuwbouw aan moet voldoen om klimaatbestendig te zijn, schade door het veranderende klimaat te verminderen en de leefbaarheid te vergroten. Gelet op deze toelichting heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat met het aspect water voldoende rekening is gehouden en niet voor onaanvaardbare wateroverlast als gevolg van het plan behoeft te worden gevreesd. Voor dit oordeel is mede van betekenis dat de waterparagraaf is afgestemd met het waterschap en het plan de aanleg van watervoorzieningen toelaat.
Het betoog faalt.
Ruimtelijke inpassing
7.       [verzoeker] en anderen betogen dat het plan niet passend is. Zij vinden een groot rechthoekig gebouw van drie woonlagen niet passend in een tuinstedelijk milieu. Ook kunnen zij zich niet verenigen met de afwijkingsmogelijkheid om de bouwhoogte met 10% te verhogen.
7.1.    Volgens de raad is het plan stedenbouwkundig aanvaardbaar en ook ruimtelijk inpasbaar. In de plantoelichting staat dat eventuele effecten op de bestaande bebouwing in de omgeving door de positionering en omvang van de nieuwbouw beperkt zijn. De nieuwbouw bevindt zich namelijk op ruime afstand van bestaande bebouwing en tuinen aan de Tarwestraat. Aan de oost- en westkant van het plangebied zijn geen woningen gesitueerd. De woningen van [verzoeker] en anderen bevinden zich op een afstand van ongeveer 30 m en zijn niet recht tegenover de nieuwbouw gelegen. De voorziene woningen zijn verder met terrassen en balkons op het zuiden georiënteerd. Gelet op de onderlinge afstand en de oriëntatie van de nieuwbouw heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat geen sprake van onaanvaardbare gevolgen voor de woningen aan de Tarwestraat zal zijn. In dat kader is van betekenis dat de ruimte tussen de achtergevel van de nieuwbouw en de achtertuinen als groen gebied zal worden ingericht. De bestaande groenzone blijft zoveel mogelijk behouden en wordt aangevuld met nieuwe beplanting. Over de 10%-regeling is toegelicht dat dit een standaardbepaling is die in plannen in de gemeente voorkomt, dus ook bij de bestaande woningen aan de Tarwestraat. Onder deze omstandigheden bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de stedenbouwkundige en ruimtelijke invulling van het plangebied in de omgeving niet passend is.
Het betoog faalt.
Verkeersveiligheid
8.       [verzoeker] en anderen betogen dat het plan, in het bijzonder de beoogde ontsluiting aan de ventweg, zal leiden tot aantasting van de verkeersveiligheid. Hierdoor zullen namelijk veel verkeersbewegingen langs de gymzaal komen.
8.1.    In paragraaf 5.13 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect verkeer. Daaruit volgt dat het plan zal leiden tot een verkeersgeneratie van 67,2 tot 84 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Verder volgt uit het verweerschrift dat de verkeersveiligheid ter plaatse van de ingang van de gymzaal de nodige aandacht heeft gekregen. Zo krijgt de straat ter hoogte van de gymzaal een breedte van 7,5 m, wordt een hek bij de entree van de gymzaal geplaatst om te voorkomen dat kinderen vanuit de gymzaal direct de weg op kunnen gaan en zal een deel van het fietsparkeren rondom de entree van de gymzaal worden verplaatst om het zicht ter plaatse te verbeteren. Overigens kunnen zo nodig aanvullende verkeersbesluiten worden genomen. Gelet hierop en nu de toename van verkeer als gevolg van de ontwikkeling beperkt is, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor de verkeersveiligheid.
Het betoog faalt.
Luchtkwaliteit
9.       [verzoeker] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot een toename van de uitstoot en in het verlengde daarvan tot een slechtere luchtkwaliteit in de omgeving.
9.1.    In paragraaf 5.9 van de plantoelichting wordt ingegaan op de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. Het plan maakt maximaal 21 woningen mogelijk op de locatie van de voormalige schooltuinen aan de Tarwestraat. Met behulp van de zogeheten NIBM-tool is, zo vermeldt de plantoelichting, bepaald dat de verkeerstoename als gevolg van het plan niet leidt tot een toename van de concentratie stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) van meer dan 3% als bedoeld in artikel 2 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Ook staat in de plantoelichting dat uit de NSL-monitoringstool kan worden afgeleid dat de concentraties stikstofdioxide en (zeer) fijnstof in 2020 in de gemeente niet hoger zijn dan 35 μg/m³. Deze liggen daarmee onder de geldende grenswaarden. [verzoeker] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat niet van de juistheid hiervan mag worden uitgegaan. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het verlengde daarvan is ook voldoende gemotiveerd dat het plan geen onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit zal hebben.
Het betoog faalt.
Flora en fauna
10.     [verzoeker] en anderen betogen dat het plan gevolgen heeft voor flora en fauna. Zij vragen zich af of geen lichtverstrooiing vanuit het boogde gebouw naar het leefgebied van de aangetroffen soorten zal plaatsvinden. Verder hebben zij huismussen waargenomen in en achter hun tuinen. Volgens hen had de raad nader onderzoek moeten doen.
10.1.  In paragraaf 5.11 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect flora en fauna. Ten behoeve van het plan is hiernaar onderzoek verricht. De resultaten staan in de notitie "Natuurwetgeving BOL-locatie Tarwestraat, Purmerend" van Regelink Ecologie & Landschap van 25 mei 2023. Deze is als bijlage 5 bij de toelichting gevoegd. Daarin staat dat in en in de nabijheid van het plangebied foeragerende vleermuizen aanwezig kunnen zijn. Verder is het plangebied aangewezen als onderdeel van het leefgebied van ransuil en zijn in de omgeving huismussen aangetroffen. In de notitie staat dat effecten door het toepassen van de genoemde maatregelen voorkomen kunnen worden en dat een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) voor beschermde soorten dan niet nodig is. [verzoeker] en anderen hebben in zoverre onvoldoende concrete aanknopingspunten aangedragen op grond waarvan aan de juistheid van het onderzoek moet worden getwijfeld. De raad heeft zich daarom, onder verwijzing daarnaar, op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Het betoog faalt.
Conclusie
11.     Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Dinleyici, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter
w.g. Dinleyici
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023
909