ECLI:NL:RVS:2023:4388

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
202206679/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 18 augustus 2021 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 8 november 2022, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdeling niet voldoende had aangetoond dat er redenen waren om de afwijzing van de staatssecretaris te herzien.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de vreemdeling nadere stukken ingediend, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze stukken niet in de beoordeling betrokken. Dit was gebaseerd op artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat alleen stukken die eerder in de procedure zijn ingediend, in aanmerking worden genomen. De vreemdeling kon niet aannemelijk maken waarom hij deze stukken niet eerder had kunnen overleggen.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die relevant zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2023.

Uitspraak

202206679/1/V2.
Datum uitspraak: 28 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 8 november 2022 in zaak nr. NL21.14541 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 8 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De Afdeling betrekt de eerst in hoger beroep overgelegde stukken op grond van artikel 85 van de Vw 2000 niet bij de beoordeling van het hoger beroep. Het gaat hierbij om een geheimhoudingsbesluit van de Turkse rechter-commissaris van 7 april 2022 in een strafzaak van een onbekend persoon, een brief van de advocaat van de vreemdeling in Turkije met het verzoek aan een hoofdofficier van justitie om het strafdossier van de vreemdeling in te zien van 17 april 2023 en een brief van deze advocaat gericht tot de vreemdeling met uitleg van 18 april 2023. De vreemdeling heeft geen in rechte te honoreren verklaring gegeven waarom hij deze deels op verzoek opgestelde stukken redelijkerwijs niet reeds in beroep had kunnen opvragen en overleggen. De vreemdeling kan de nadere stukken desgewenst aan een nieuwe aanvraag ten grondslag leggen.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2023
802-1063