ECLI:NL:RVS:2023:4388
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 18 augustus 2021 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 8 november 2022, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdeling niet voldoende had aangetoond dat er redenen waren om de afwijzing van de staatssecretaris te herzien.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de vreemdeling nadere stukken ingediend, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze stukken niet in de beoordeling betrokken. Dit was gebaseerd op artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat alleen stukken die eerder in de procedure zijn ingediend, in aanmerking worden genomen. De vreemdeling kon niet aannemelijk maken waarom hij deze stukken niet eerder had kunnen overleggen.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die relevant zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2023.