202205119/1/R2.
Datum uitspraak: 29 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Baarle-Nassau,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Baarle-Nassau,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2022 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Loveren ong. Baarle-Nassau’ vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 6 september 2023, waar [appellanten], bijgestaan door mr. W. Koster, en de raad, vertegenwoordigd door ing. J. Moelker, zijn verschenen. Verder is op de zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een woning en bijgebouw op het onbebouwde perceel tussen het [locatie A] en [locatie B] in Baarle-Nassau mogelijk. In de plantoelichting staat dat het bijgebouw is bedoeld voor het stallen van een bus en shovel van het stratenmakersbedrijf van de toekomstige bewoner van de beoogde woning. Het stratenmakersbedrijf is op een andere locatie in Baarle-Nassau gevestigd.
1.1. [appellanten] wonen aan het [locatie A] naast het plangebied. Zij klagen dat het bestemmingsplan leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat door geluidsoverlast, trillingen en verminderde privacy door verkeersbewegingen door de in de plantoelichting genoemde bus en shovel. Verder vrezen zij voor problemen bij het opvangen van hemelwater door verharding in het plangebied.
1.2. In deze uitspraak gaat de Afdeling in op het woon- en leefklimaat van [appellanten] als het bestemmingsplan wordt uitgevoerd, de vraag of de raad de plantoelichting had moeten aanpassen en de vraag of de raad voldoende heeft gedaan om wateroverlast te voorkomen.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Aanpassing plantoelichting
3. [appellanten] betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat in de plantoelichting staat dat het bijgebouw dat volgens de bestemming mogelijk is, kan worden gebruikt voor het stallen van een bus en shovel voor een stratenmakersbedrijf. Dit past volgens hen niet binnen de woonbestemming die aan het plangebied is toegekend en de raad heeft onvoldoende onderzocht of het woon- en leefklimaat voor omwonenden aanvaardbaar blijft. Verder is de plantoelichting achterhaald, omdat de aanvankelijk beoogde bewoner elders gaat wonen. Daardoor zullen de bus en shovel van het stratenmakersbedrijf niet op het perceel worden gestald. Om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen zou de raad de plantoelichting moeten aanpassen.
3.1. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan maakt namelijk alleen een woning met een bijgebouw mogelijk en in de planregels is niet geregeld dat het bijgebouw mag worden gebruikt voor het stallen van een bus en shovel. Weliswaar is in de plantoelichting vermeld dat een bijgebouw achter de woning zal worden gerealiseerd waar een bus en shovel van het stratenmakersbedrijf worden gestald, maar aan de plantoelichting komt geen juridisch bindende betekenis toe, omdat het geen juridisch bindend deel van het bestemmingsplan is. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraken van 2 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1112, onder 5.3, en 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:583, onder 4.2. De raad hoefde daarom ook geen onderzoek te doen naar het effect van het stallen van de bus en shovel op het woon- en leefklimaat van omwonenden. Hoewel het minder wenselijk is dat een plantoelichting wordt gehandhaafd voor een situatie die niet meer aan de orde is, is de raad niet verplicht dit aan te passen. Het betoog slaagt niet. Verharding oppervlak
4. [appellanten] betogen dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is, omdat ten onrechte niet is gewaarborgd dat er maximaal 500 m2 wordt verhard en niet is bepaald dat er mitigerende maatregelen moeten worden genomen als er wel meer dan 500 m2 wordt verhard. Daarmee heeft volgens hen de raad onvoldoende gedaan om problemen met de waterhuishouding te voorkomen. [appellanten] vrezen in het bijzonder voor problemen bij het opvangen van hemelwater.
4.1. Op grond van artikel 3.6 van de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 is het verboden zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktelichaam te laten komen. Op grond van hoofdstuk 15 van de Algemene regels waterschap Brabantse Delta wordt vrijstelling verleend als de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m2 is. Op basis van onder meer de maximale invulling van het bouwvlak en de maximaal toegestane afmetingen van het bijgebouw gaat de raad uit van een toename van verhard oppervlak van 422 m2, waardoor de vrijstelling van toepassing is.
4.2. De raad heeft zich over de waterhuishouding op het standpunt mogen stellen dat het ontbreken van compenserende maatregelen niet maakt dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Op basis van een maximale invulling van het bouwvlak, de maximaal toegestane afmetingen van het toegestane bijgebouw en een realistische inschatting van de hoeveelheid verharding daarbuiten heeft de raad niet aannemelijk hoeven achten dat meer dan 500 m2 wordt verhard, zodat geen compenserende maatregelen nodig zijn. Daarbij heeft de raad mogen betrekken dat hij het bestemmingsplan heeft voorgelegd aan het Waterschap Brabantse Delta dat akkoord is met de inhoud ervan. Verder hebben [appellanten] niet aannemelijk gemaakt dat zij overlast zullen hebben bij het opvangen van hemelwater. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023
638-1079