ECLI:NL:RVS:2023:446

Raad van State

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
202005722/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit gemeenteraad over bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas, dat op 8 september 2020 het bestemmingsplan "Buitengebied Horst aan de Maas, herziening 2020" heeft vastgesteld. Het beroep is ingesteld door [appellant A], die eigenaar was van Dierencentrum Sevenum, en later door [appellant B], die de eigendom van de kadastrale percelen 515 en 377 heeft overgenomen. De mondelinge uitspraak vond plaats op 31 januari 2023.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep ongegrond verklaard. De reden hiervoor is dat het bestemmingsplan is vastgesteld naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, waarin het eerdere bestemmingsplan gedeeltelijk is vernietigd. In het nieuwe bestemmingsplan is de bedrijfsbestemming uitgebreid, maar is slechts een klein deel van perceel 515 als bedrijfsbestemming aangemerkt, terwijl de rest de bestemming "Agrarisch met waarden" heeft behouden.

[appellant B] heeft aangevoerd dat de raad ten onrechte niet aan de volledige kadastrale percelen een bedrijfsbestemming heeft gegeven, omdat hij het dierencentrum ook op de agrarische gronden wil exploiteren. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat er ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen voldoende concreet initiatief was om de bestemming te wijzigen. De raad heeft daarom rechtmatig de bestemming "Agrarisch met waarden" gehandhaafd.

De Afdeling heeft ook vastgesteld dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de ruimtelijke ordening en de noodzaak voor de raad om rekening te houden met particuliere initiatieven, mits deze tijdig en concreet zijn.

Uitspraak

202005722/1/R2.
Datum uitspraak: 31 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant A], wonend te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, thans: [appellant B],
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 31 januari 2023 om 14:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzitter
griffier: mr. M. Scheele
jurist: mr. E.J. Oude Nijhuis
Verschenen:
Dierencentrum Sevenum, vertegenwoordigd door [appellant B], bijgestaan door mr. L. Pronk, rechtsbijstandverlener te Helmond;
====================================
Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 8 september 2020, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied Horst aan de Maas, herziening 2020" is vastgesteld.
De Afdeling
verklaart het beroep ongegrond.
Redenen voor dit oordeel:
Het bestemmingsplan is vastgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1763), waarin het bestemmingsplan "Buitengebied Horst aan de Maas" gedeeltelijk is vernietigd, onder meer voor zover de bestemming "Agrarisch met waarden" was toegekend aan het noordelijke deel van het kadastrale persceel 515. In het onderhavige bestemmingsplan is de bedrijfsbestemming uitgebreid en zijn ook de regels over het organiseren van evenementen aangepast.
Het bedrijf Dierencentrum Sevenum is gevestigd aan de Römerweg 20. [appellant A] was eigenaar van Dierencentrum Sevenum en de twee kadastrale percelen met nummers 515 en 377 die achter het bedrijf liggen en heeft beroep ingesteld tegen het besluit. [appellant B] heeft op de zitting desgevraagd toegelicht dat hij en [partij] sinds ongeveer 1 oktober 2020 eigenaar zijn van die twee kadastrale percelen. [appellant B] heeft zich achter het beroep van [appellant A] geschaard. [appellant B] is als nieuwe eigenaar van de beide percelen de rechtsopvolger van [appellant A] en is daarom ontvankelijk.
Volgens [appellant B] heeft de raad ten onrechte niet aan de volledige kadastrale percelen 515 en 377 een bedrijfsbestemming gegeven. In het herziene bestemmingsplan heeft slechts een gering deel van het kadastrale perceel 515 een bedrijfsbestemming gekregen. Het overige deel van perceel 515 en perceel 377 hebben de bestemming "Agrarisch met waarden" gehouden. Die bestemming rustte ook onder het voorgaande bestemmingsplan op deze twee percelen. Volgens [appellant B] is een bedrijfsbestemming passender, omdat hij het dierencentrum ook wil exploiteren op de gronden die nu een agrarische bestemming hebben en hij daarvoor ook een plan heeft ontwikkeld, waarover hij sinds de verwerving van de eigendom in overleg is met de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarover in juni 2021 een positief principebesluit genomen.
Over de ter zitting door [appellant B] uitgesproken wens om ook een uitbreiding van het bouwvlak te krijgen, is ter zitting besproken dat dit geen tijdig aangevoerde beroepsgrond was. Hierover zal de Afdeling geen oordeel geven.
Dit bestemmingsplan bouwt voort op het conserverend bestemmingsplan "Buitengebied Horst aan de Maas" en is eveneens conserverend. Dat betekent dat in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mee hoeven te worden genomen.
In haar uitspraak van 29 mei 2019 heeft de Afdeling in rechtsoverweging 14 over dit plandeel, waaronder de percelen 515 en 377, geoordeeld. Dit heeft geleid tot een vernietiging van het desbetreffende plandeel. De Afdeling heeft de raad vervolgens opdracht gegeven om de gesignaleerde gebreken te repareren. Dat heeft de gemeenteraad gedaan met de vaststelling op 8 september 2020 van het onderhavige bestemmingsplan.
Ter zitting is, als gezegd, vastgesteld dat [appellant B] en [partij] omstreeks 1 oktober 2020 eigenaar zijn geworden van de kadastrale percelen 515 en 377. Het college heeft in juni 2021 een positief principebesluit genomen over zijn vervolgens ontwikkelde initiatief. Daarna is gewerkt aan de verdere uitwerking van dat initiatief.
In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met een particulier initiatief voor een ruimtelijke ontwikkeling als dat initiatief voldoende concreet is, tijdig aan hem kenbaar is gemaakt en de raad op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan beoordelen.
De Afdeling is van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden ten tijde van de planvaststelling op 8 september 2020 geen sprake is van een voldoende concreet initiatief op grond waarvan de bestemming "Agrarisch met waarden" had moeten worden gewijzigd. Dat betekent dat de raad mocht kiezen voor het handhaven van de bestemming "Agrarisch met waarden".
De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
723-980