ECLI:NL:RVS:2023:4461
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door vreemdeling met Soedanese nationaliteit
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. de Vries, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 6 april 2023. De vreemdeling heeft de Soedanese nationaliteit en heeft het hoger beroep ingetrokken. Hij verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan door de procedure. De staatssecretaris had eerder een besluit ingetrokken vanwege een besluit- en vertrekmoratorium voor Soedan, dat op 26 juni 2023 was afgekondigd. Dit leidde tot de intrekking van het hoger beroep door de vreemdeling.
De Afdeling overweegt dat, volgens artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de staatssecretaris kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten als hij aan de vreemdeling tegemoet is gekomen. Echter, in dit geval is er geen sprake van tegemoetkomen, omdat het besluit van de staatssecretaris is ingetrokken vanwege een veranderde omstandigheid, namelijk het besluit- en vertrekmoratorium voor Soedan. Dit wordt gezien als een veranderde omstandigheid die de staatssecretaris niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de vreemdeling afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2023.