ECLI:NL:RVS:2023:4508

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
202301531/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake handhaving terras op perceel Julianalaan 123 te Ermelo

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Ermelo op 21 februari 2020 het verzoek van Doeh om handhavend op te treden tegen het aanleggen van een terras op het perceel Julianalaan 123 in Ermelo afgewezen. Doeh heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland, die op 25 januari 2023 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van 30 oktober 2020 vernietigde. De rechtbank heeft het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 21 februari 2020. Lisuda Vastgoed B.V. heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, terwijl Doeh incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 december 2023 de mondelinge uitspraak gedaan. In deze uitspraak bevestigt de Afdeling de eerdere uitspraak van de rechtbank. Lisuda betoogde dat zij de parkeernormen uit de bestemmingsplannen niet had overtreden, maar de Afdeling oordeelde dat Lisuda niet voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen en dat zij daarmee in strijd handelt met de bestemmingsplannen. Het hoger beroep van Lisuda werd ongegrond verklaard.

In het incidenteel hoger beroep van Doeh werd betoogd dat het terras niet is toegestaan binnen de bestemming 'Horeca'. De rechtbank had echter terecht geoordeeld dat het gebruik van het perceel voor het terras niet in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien het terras onderdeel uitmaakt van het horecabedrijf. Ook dit betoog werd ongegrond verklaard. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301531/1/R4.
Datum uitspraak: 4 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op de hoger beroepen van:
1.       Lisuda Vastgoed B.V., gevestigd in Ermelo,
2.       Stichting DOEH, gevestigd in Ermelo, en [appellant sub 2] (hierna samen en in enkelvoud: Doeh)
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 januari 2023 in zaak nr. 20/6545 in het geding tussen:
Doeh
en
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo.
Openbare zitting gehouden op 4 december 2023 om 13:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzitter
griffier: mr. J.A.A. van Roessel
jurist: mr. C.P. Stouthamer
Verschenen:
Stichting DOEH, vertegenwoordigd door mr. drs. I.E. Nauta, advocaat in Deventer, en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door Nauta, het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Oosterveer, advocaat in Apeldoorn, en mr. J.A. Zandvoort.
Bij besluit van 21 februari 2020 heeft het college het verzoek van Doeh om handhavend op te treden tegen het aanleggen van een terras op het perceel Julianalaan 123 in Ermelo afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2020 heeft het college het door Doeh daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 januari 2023 heeft de rechtbank het door Doeh daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 30 oktober 2020 vernietigd. De rechtbank heeft het college ook opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van het college van 21 februari 2020.
Lisuda heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Doeh heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Doeh en het college hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Lisuda heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Gronden:
Hoger beroep Lisuda
Lisuda betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij de parkeernormen uit het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" en het bestemmingsplan "Parkeernormen" heeft overtreden. Volgens haar heeft zij impliciet een vergunning gekregen voor zes parkeerplaatsen in de groenstrook, waarmee zij aan de parkeernomen uit de bestemmingsplannen voldoet.
In de mondelinge uitspraak van 29 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3280, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling overwogen dat Lisuda geen impliciete omgevingsvergunning heeft voor het realiseren van zes parkeerplaatsen op de gronden met de bestemming "Groen". De Afdeling ziet geen aanleiding om in dit geval tot een ander oordeel te komen. Uit artikel 3.1.1. van het bestemmingsplan "Parkeernormen" volgt dat Lisuda bij het gebruik van het perceel moet voldoen aan de gemeentelijke parkeernormen. Als gevolg daarvan moet Lisuda 29 parkeerplaatsen hebben. Lisuda heeft minder parkeerplaatsen. De rechtbank heeft daarom terecht geconcludeerd dat Lisuda niet voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen en dat Lisuda daarmee in strijd handelt met het bestemmingsplan "Parkeernormen" en het bestemmingsplan "De Driehoek 2016". Het betoog slaagt niet. Het hoger beroep is daarom ongegrond.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Incidenteel hoger beroep Doeh
Doeh betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat een terras is toegestaan binnen de bestemming "Horeca". Daartoe voert zij aan dat een terras niet is opgenomen in artikel 8.1 van de planregels, en daardoor niet is toegestaan. Dat een terras volgens de definitie uit de planregels buiten het horecabedrijf mag liggen, het terras onderdeel is van het horecabedrijf en het restaurant in overeenstemming met de bestemming "Horeca" wordt gebruikt, doet daar volgens Doeh niet aan af.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het gebruik van het perceel voor het terras niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het perceel heeft de bestemming "Horeca". Niet in geschil is dat binnen deze bestemming gebruik voor een horecabedrijf, waaronder een restaurant, is toegestaan. Artikel 8.1 van het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" staat horeca in algemene zin toe, en kent geen uitzondering voor terrassen. Het terras is onderdeel van, en functioneert ten dienste van het restaurant. Daarom is het gebruik van het perceel voor het terras behorende bij het restaurant niet in strijd met het bestemmingsplan "De Driehoek 2016". Dat in artikel 1.97 van de planregels een aparte definitie van "terras" is opgenomen, betekent niet dat een terras ten dienste van een horecabedrijf alleen is toegestaan als in de bestemmingsomschrijving specifiek staat dat een terras is toegestaan. Het betoog slaagt niet. Het incidenteel hoger beroep is ongegrond.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Roessel
griffier
457-1005