202206053/1/R2.
Datum uitspraak: 6 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Roosendaal,
2. [appellant sub 2], wonend te Roosendaal,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Flaviadonk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 26 september 2023, waar [appellant sub 1] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Verdoorn-Sluimer, mr. M.A.B. Kools en P. Hendriks, zijn verschenen. Verder is op zitting Alwel, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bestemmingsplan maakt de bouw van veertig woningen mogelijk in de wijk Langdonk in Roosendaal. Volgens de plantoelichting zijn dit woningen voor tijdelijke bewoning voor de duur van twee jaar voor mensen met een acuut woonprobleem, zogenoemde flexwoningen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen in de buurt van het plangebied. Zij vrezen dat de komst van veertig woningen voor tijdelijke bewoners een negatief effect zal hebben op de wijk. In deze uitspraak wordt ingegaan op het tijdelijke karakter van deze woningen, de vraag of in het bestemmingsplan voldoende parkeerruimte is geborgd en de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Wijze van toetsen
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Tijdelijke bewoning
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de tijdelijke bewoning de leefbaarheid van de wijk in gevaar brengt. Doordat de huurders daar slechts twee jaar mogen wonen, is hun integratie in de wijk minimaal. Ook vinden zij de locatie voor deze flexwoningen niet geschikt, omdat de wijk al veel problemen kent.
3.1. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het bestemmingsplan niet door de volgens de plantoelichting beoogde tijdelijke bewoning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan maakt het realiseren van veertig (permanente) woningen mogelijk en in de planregels is niet geregeld wie daar mogen wonen. Weliswaar is in de plantoelichting vermeld dat de woningen zijn bedoeld voor urgente woningzoekenden voor in principe twee jaar, maar aan een plantoelichting komt geen juridisch bindende betekenis toe. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:583, onder 4.2. Bovendien is het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in beginsel niet relevant wie in de woningen woont en dus ook niet met wat voor huurovereenkomst het gebruik van de woningen mogelijk wordt gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:369, onder 4.4). Het betoog slaagt niet. Parkeren
4. [appellant sub 2] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat er onvoldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd en dit extra overlast zal veroorzaken.
4.1. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het bestemmingsplan op het punt van parkeren niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In artikel 3.2.5 van de planregels is namelijk bepaald dat bij de bouw van woningen moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dat daarvoor de Nota parkeernormen geldt. [appellant sub 2] betoogt niet dat deze parkeernormen onvoldoende zijn. Verder is ook niet op voorhand duidelijk dat aan het in dat kader gestelde aantal parkeerplaatsen niet kan worden voldaan. Het betoog slaagt niet.
Financiële uitvoerbaarheid
5. [appellant sub 1] betoogt dat het bestemmingsplan niet financieel uitvoerbaar is, omdat te veel onduidelijkheid bestaat over de bekostiging van het plan. Daarover voert hij aan dat Alwel ten onrechte is bevoordeeld bij de verkoop van de grond door een te lage verkoopprijs.
5.1. Er is geen aanleiding om te oordelen dat de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is. Bevoordeling bij de verkoop maakt een plan namelijk niet financieel onuitvoerbaar. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023
638-1079